iPih
AvI
Detail van engeltjes,
foto's: Jaap van der Veen
Toen begon het aan de reis, waarvan voorlo
pig het einde nog niet in zicht is. Na onder
zoek door mevr. Grevenstein van het Cen
traal Laboratorium voor onderzoek van voor
werpen van kunst en wetenschap, kwam vast
te staan dat een conserverende restauratie
voorlopig voldoende is. Daarbij worden
eerst de vuile en verweerde vernislagen ver
wijderd, waarna enige zwakke plekjes bijge
werkt zullen worden. Daarna wordt het doek
van een nieuwe vernislaag voorzien.
Uit het bekende boek van A. Staring over
Jacob de Wit (1695-1754) blijkt dat deze
schilder in Amsterdam, behalve in het Stad
huis, verschillende grachtenpanden van
fraaie plafondschilderingen heeft voorzien.
Hoe de doeken werden vervaardigd, is
meestal niet meer te achterhalen. Sommige
doeken werden op een steiger 'aan het pla
fond geschilderd', andere werden wel in het
zelfde vertrek gemaakt, maar eerst op de
vloer waarna ze pas na de voltooiing hun
eindbestemming kregen.
Bekende voorbeelden van plafonddoeken
van Jacob de Wit in Amsterdam zijn o.a.
Herengracht 170 en 476, beide panden van
de Vereniging Hendrick de Keyser.
Het probleem dat zich bij deze schenking
van het doek van Apollo en zijn trawanten
aan Stadsherstel voordoet is het feit dat deze
instelling in zijn bezit geen enkel pand heeft
met een zaal van dergelijke afmetingen.
Er zal naar een zinvolle bestemming voor het
doek worden gezocht en liefst in een ruimte,
die voor het publiek toegankelijk is.
Jaap van der Veen
i
(vervolg van pag. 119)
lei manieren zijn oorspronkelijke plannen
door te zetten. Op de laatste dag van mei
legden B. en W. de Raad voor de boerdeij te
kopen voor 160.000,-, De Raad stemde
hiermee in, temeer daar B. en W. als motie
ven aanvoerden dat de sloopvergunning wel
zal komen, gezien de slechte toestand van
het object, het ontbreken van financiële mid
delen voor een grondige restauratie en omdat
het B. en W. niet duidelijk is welke bestem
ming er aan de boerderij gegeven moet wor
den na een restauratie. Gebrek aan creativi
teit bij een bestuurscollege is altijd te betreu
ren; de uitleg van het vigerende bestem
mingsplan is ronduit slordig: 'De nieuwe be
stemming 'sportdoeleinden' betekent dan
ook geen ingrijpende planologische wijzi
ging', schrijven B. en W. over dit gebied dat
in het bestemmingsplan nota bene opgeno
men is met de bestemming agrarische doel
einden.
De gemeente Barradeel laadt met de koop
van de boerderij een 'monumentale' verant
woordelijkheid op zich, want de standpunten
van rijk en provincie ten aanzien van de
gemeentelijke sloopplannen zijn volstrekt
niet gewijzigd. Toch is het bij dit soort kwes
ties nooit helemaal duidelijk hoe de kaarten
uiteindelijk komen te liggen. Bij de aan
staande gemeentelijke herindeling wordt de
gemeente Barradeel opgeheven. Velen zijn
op historische gronden tegen die herindeling.
In ieder geval moet vooralsnog geconclu
deerd worden dat de bestuurders van Barra
deel met het genoemde icident historisch res
pect niet waard zijn. Het debat over de mo
numentale boerderij toont wel aan dat de
decentralisatie van de monumentenzorg niet
dan met de grootst mogelijke omzichtigheid
zal moeten gaan plaatsvinden. Vooral bij
kleine plattelandsgemeenten liggen ander
soortige, vaak ook tijdgebonden, belangen
kort om de hoek bij het ontbreken van moge
lijkheden om de historisch-culturele belan
gen vakmanschappelijk af te wegen. Een we
ging van alle belangen op een hoger- niveau
zal dan ook noodzakelijk blijven.
PK
De met sloop bedreigde boerderij in Sexbierum