Hjdscnry1 32 zal worden vernietigd. In dit verband kan verwezen worden naar een uitspraak van de Arob-rechter van 24 september 1981 over de plaatsing van het gebouw van de zgn. socië teit op de Apeldoornse monumentenlijst. De Arob-rechter oordeelde dat een beschrijving van de karakteristiek op zich niet voldoende is, maar dat aan die karakteristiek ook een waardering moet worden gegeven in relatie tot de criteria van de verordening. Voorts moet er op gewezen worden dat arti kel 2 van de nieuwe modelverordening voor schrijft dat rekening wordt gehouden met de gebruiksmogelijkheid van het monument. En dan gaat het niet om het gebruik dat van het monument gemaakt kan worden op grond van planologische voorschriften, maar om het gebruik dat de rechthebbende op het pand daaraan toekent, mede gelet op constructie en ligging. Daarbij kunnen planologische voorschriften uiteraard wel een rol spelen. Een goede mogelijkheid om achter de inten ties van de rechthebbende te komen is om de Monumentencommissie op te dragen om al vorens met een advies tot plaatsing op de monumentenlijst te komen eerst de rechtheb bende te horen. Bij uitzondering zou dit juist niet moeten gebeuren in die gevallen waarin voortijdige sloop dreigt. De Monumentencommissie zou dat horen van rechthebbenden ook kunnen gebruiken om aan dezen uiteen te zetten wat de beteke nis is van plaatsing van een object op de gemeentelijke monumentenlijst, m.a.w. wat de rechtsgevolgen zijn, waarover kort nog het volgende: RECHTSGEVOLGEN Het belangrijkste artikel in dit verband is artikel 10 van de nieuwe modelverordening: 1. Het is verboden een beschermd monu ment te beschadigen, te vernielen of af te breken. 2. Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders of in strijd met bij zodanige vergunning gestelde voor schriften: a. een beschermd monument gedeeltelijk af te breken, te verplaatsen of in enig op zicht te wijzigen; b. een beschermd monument te herstellen of te gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.' Een belangrijk verschil met het oude model is, dat voor volledige afbraak geen vergun ning meer kan worden gegeven. Wil een eigenaar daar toch toe overgaan dan zal de ook met rechtswaarborgen omklede procedu re tot afvoering van het pand van de monu mentenlijst moeten worden gevolgd. Weigering om te voldoen aan een verzoek om een beschermd monument van de lijst af te voeren of om een vergunning te verlenen als bedoeld in artikel 10, levert een recht tot schadevergoeding op voor de belanghebben de. Daarbij worden dezelfde criteria gehan teerd als bij artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, de zgn. planschade. Het betreft dan schade die redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste van belanghebbende behoort te blijven en de toekenning van scha de geschiedt door de gemeenteraad naar bil lijkheid. Gelet op de jurisprudentie op grond van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en het daarmee corresponderende artikel in de Monumentenwet mag van de mogelijkheid tot schadevergoeding geen overspannen verwachting worden gekoes terd. Terecht wordt in de toelichting opgemerkt dat het feit van de enkele plaatsing op de lijst geen grond voor schadevergoeding oplevert, althans dat dit niet of nauwelijks aantoonbaar is. Van financiële consequenties is pas spra ke als concrete bouw-, sloop- of verbouw plannen aan de orde zijn. Dit impliceert dat bezwaren tegen plaatsing van objecten op de gemeentelijke lijst, die ingegeven zijn door vrees voor waardevermindering van het ob ject, niet gehonoreerd kunnen worden. Tenslotte nog een paar losse opmerkingen. De monumentenlijst moet op de Secretarie voor eèn ieder ter inzage liggen. Maar wie zou opj het idee komen dat de villa die rond 1900 is gebouwd en die hij wil kopen wel eens op een gemeentelijke monumentenlijst zou kunnen staan? Rijksmonumenten en na tuurmonumenten staan ter bescherming van rechtsopvolgers als zodanig geregistreerd in de openbare registers van het kadaster. Waarom die mogelijkheid ook niet geopend voor gemeentelijke monuménten? Er is een nieuwe wet in voorbereiding met betrekking tot de registratie van allerlei za ken in de openbare registers. Hier ligt een taak voor de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. De Provincie Noord-Holland heeft de minis ter van CRM hierop in het verleden al eerder gewezen. Maar het kadaster ressorteert on der het ministerie van VROM. Diezelfde gelijkstelling van rijks- en ge meentelijke monumenten zou ook moeten gelden voor de belastingfaciliteiten ten aan zien yan onderhoudskosten van woonhuis monumenten in de sfeer van de inkomsten belasting. De gemeente Rheden heeft hierover de Staatssecretaris van Financiën en die van CRM benaderd bij brief van 29 april 1981. In de decentralisatienota van het rijk wordt verwezen naar de onderhoudsregeling voor kerken en kastelen. Maar de conclusie dat deze regeling bij goed functioneren ook zou moeten worden doorgetrokken naar andere monumenten, wordt helaas niet getrokken. In dit artikel is geprobeerd een aantal aspec ten van gemeentelijke monumentenzorg te belichten en daarbij vooral aandacht te beste den aan het nieuwe model van een monu mentenverordening, met het accent op de administratief-juridische aspecten Hopelijk stimuleert deze uiteenzetting tot het gebruikmaken van de mogelijkheden die er zijn om ook in een tijd van bezuinigingen het waardevolle in onze samenleving te be schermen. In de nota 'Monumentenzorg in Apeldoorn, geen kijkdoos maar levende werkelijkheid' wordtl bij de vraag waarom een gemeentelijk monumentenbeleid nodig is, opgemerkt: Monumentenbescherming moet er niet toe leiden, dat we de gebouwde omgeving als het ware door een kijkdoos gaan zien. Inte gendeel, monumentenzorg dient om de wer kelijkheid levend te houden door het vas thouden van tastbare objecten die de ontwik kelingslijn, welke tot het ontstaan van onze samenleving - ook de gemeentelijke samen leving - heeft geleid, markeren en daardoor herkenbaar maken.' Daar past dan ook bij de verzuchting van de dichter D. J. Van Lennep in zijn Hollandse duinzang: 'Sprak voor oudheidsbescherming noch stem noch gevoel? Zweeg èn overheid hier èn gemeente?' In het licht van de bezuinigingswoede die allerwege haar duizenden verslindt, mogen we wel vrezen dat menige gemeente zal zwijgen op dit punt. Het is goed, ja noodza kelijk, dat vooral de plaatselijke monumen tencommissies, maar ook provinciale com missies, met kracht blijven aandringen op het ontwikkelen en uitbouwen van een ge meentelijk monumentenbeleid, zodat onze nakomelingen niet van ons kunnen zeggen: 'En de baatzucht vernielde met schenzie- ke hand Het geringe nog overgebleven' ssssg* Vanaf februari 1983 zal een nieuw tijds chrift, het Historisch-Geografisch Tijds chrift verschijnen, 3 a 4 maal per jaar, dat per nummer ca. 24 pagina's zal omvatten. De laatste jaren neemt de belangstelling voor de lokale en regionale historische geografie evenals de meer toegepaste en beleidsgerichte historische geografie ten behoeve van historische landschappen en steden sterk toe. Bij gebrek aan een ge schikt medium hebben twee historisch- geografische verenigingen, te weten het Utrechts Historisch-Geografisch Dispuut (RU Utrecht) en Cluverius (VU Amster dam) het initiatief genomen het Histo risch-Geografisch Tijdschrift uit te laten geven. In dit tijdschrift zullen naast artikelen ook recensies en een bibliografie opgenomen worden. Het abonnementsgeld bedraagt 15,-voor studenten, 18,50 voor indi viduele abonnees en 25,- voor biblio theken en instellingen. U kunt zich als abonnee aanmelden bij Drs. T. Stol, Grensstraat 20", 1091 SZ Amsterdam.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1983 | | pagina 22