B rif 31 De zg. Sociëteit in Apeldoorn. De plaatsing van dit gebouw op de gemeentelijke monumentenlijst werd in 1981 door de Arob-rechter ongedaan gemaakt, uitgaande van het zg. motiveringsbeginsel. Deze rechter achtte de beschrijving van dit gebouw nl. niet voldoende gerelateerd aan de criteria van de gemeentelijke verordening en daarmee de plaatsing niet voldoende gemotiveerd. De gemeente heeft inmiddels de karakteristiek van dit gebouw opnieuw geformuleerd. Foto: gemeente Apeldoorn. 4. Arob-beroep tegen het besluit van de Ge meenteraad en dé mogelijkheid schorsing te vragen bij de voorzitter. Uit een oogpunt van proces-economie is in het nieuwe model gekozen voor de construc tie, dat B. en W. gehoord de monumenten commissie, terstond besluiten tot plaatsing van een object op de monumentenlijst. Het instituut van de kennisgeving van voorgeno men plaatsing is dus vervallen. De vraag rijst of aldus niet tekort wordt ge daan aan de rechten van belanghebbenden: Dit is niet het geval. De oude procedure was erg lang en betekende in de praktijk veelal slechts een doublure. Immers bij de kennisgeving van voorgeno men plaatsing was het beschermingsregime van de verordening reeds van toepassing. In het nieuwe model is voor de volgende proce dure gekozen: a. tegen de beslissing van B. en W. tot plaatsing op de lijst is voor eigenaren en andere zakelijke gerechtigden (bijv. hy potheekhouders), maar in het nieuwe mo del ook voor andere belanghebbenden (huurders, omwonenden) beroep moge lijk op de gemeenteraad; b. tegen deze beslissing van de gemeente raad kan Arob-beroep bij de Afdeling Rechtspraak worden ingesteld en schor sing worden gevraagd bij de voorzitter van de afdeling. Het is ook denkbaar dat in een verordening het beroep op de gemeenteraad tegen de be slissing van B. en W. wordt vervangen door de mogelijkheid een Arob-bezwaarschrift bij B. en W. in te dienen. Het voordeel van deze laatste oplossing is dat de rechthebbenden de mogelijkheid heb ben om direct na het besluit tot plaatsing schorsing van dit besluit te vragen. In het andere geval - beroep op het raadsbesluit - moeten zij daarmee wachten totdat de ge meenteraad het B. en W.-besluit tot plaat sing in beroep heeft bevestigd. In de recente VNG-publicatie wordt de keu ze daarin voor beroep op de raad niet nader gemotiveerd. In beide gevallen is er sprake van een volledige heroverweging. Welke keuze een bepaalde gemeente ten aan zien van de definitieve uitwerking van haar verordening maakt, zal van verschillende factoren afhangen. Zo kan de grootte van de gemeente een rol spelen of de wijze waarop Arob-bezwaarschriften plegen te worden be handeld, al of niet met inschakeling van een onafhankelijke adviescommissie enz. Wan neer de beslissing tot plaatsing daadwerke lijk door B. en W. wordt genomen (en dus niet alleen formeel, maar feitelijk door het ambtelijk apparaat) dan zal de bezwaar schriftenprocedure niet veel voordelen ople veren en is dus beroep op de raad te ver kiezen. De inschakeling van een adviescommissie bij een beroep kan echter tot een andere beantwoording van de vraag leiden. Hetgeen van belang is, is dat in het oog wordt gehou den dat de bezwaarschriftenprocedure met name in het leven is geroepen om een echte heroverweging mogelijk te maken, vooral in die gevallen waarin de beslissing in eerste instantie feitelijk op ambtelijk niveau is genomen. De Minister van Binnenlandse Zaken heeft op 9 maart 1981 richtlijnen gepubliceerd voor de keuze tussen Arob-beroep en beroep op de Kroon. Daarin worden ook richtlijnen gegeven voor het regelen van de rechtsbe scherming in gemeentelijke verordeningen. Richtlijn nr. 4 daarin luidt: 'Het openstellen van beroep op een ander orgaan van hetzelf de openbare lichaam ter vervanging van de Arob-bezwaarschriftenprocedure is in het al gemeen ongewenst'. Dus vertaald naar de situatie waar wij ons nu mee bezighouden: Geen beroep op de gemeenteraad, maar een bezwaarschrift naar B. en W. In die richtlijn wordt een uitzondering gemaakt voor de si tuatie die zoéven werd geschetst, nl. dat een beschikking na uitvoerig beraad in B. en W. wordt genomen. In dat geval is er aanleiding beroep op de gemeenteraad te openen. Persoonlijk heeft schrijver dezes enige voor keur voor een systeem waarin beroep op de gemeenteraad wordt geopend. De raad im mers is het hoogste bestuursorgaan van de gemeente. Gemeentelijke monumentenzorg is geen verlengstuk van rijksmonumenten zorg op grond van de Monumentenwet, maar een autonome bevoegdheid van de gemeen te. Waar de plaatsing van objecten op een gemeentelijke monumentenlijst de zakelijk gerechtigden beperkt in hun rechten, lijkt het in het algemeen gewenst dat de gemeente raad in beroep het beleid van B. en W. op dit terrein toetst. Met betrekking tot de procedure moet nog op twee aspecten gewezen worden. In de eerste plaats moet een beslissing tot plaatsing, maar ook een beslissing van de raad in beroep, gemotiveerd zijn. Dat voorschrijven in de monumentenverordening zoals gedeputeerde staten van Gelderland wensen, is overbodig. Het motiveringsvereiste geldt als algemeen beginsel van behoorlijk bestuur ook zonder uitdrukkelijke vermelding. Wanneer daaraan niet wordt voldaan dan betekent dat uiteinde lijk dat de beschikking door de Arob-rechter

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1983 | | pagina 21