29 Eén van de beschermingscriteria in de Apeldoornse monumentenverordening is de betekenis van een bepaald gebouw voor de bevolking. De gemeente beschermde op grond daarvan het huisje waarin zich de op de rijkslijst voorkomende Echoput bevindt. De 'versiering' met een lichtreclame valt daar niet onder. Foto: Gemeente Apeldoorn. Welke instrumenten hebben gemeenten om een adequaat monumentenbeleid te voeren? Het zijn er vele, gemakshalve in 3 catego rieën te verdelen, nl.: a. financiële, zoals restauratiesubsidies. b. feitelijke, zoals het geven van voorlich ting, ambtelijke hulp en advies bij restaura tie- en onderhoudsplannen en het beschik baar stellen van materialen. Daarnaast moet een gemeente vanzelfsprekend ook goed voor haar eigen gebouwen zorgen en zo doende het goede voorbeeld geven. c. juridische In de eerste plaats is daar het bestem mingsplan, waarin voorzover mogelijk, maat en schaal van het bestaande gebouw kan worden vastgelegd en waarin beschermende voorschriften kunnen worden gegeven voor archeologische monumenten. Voorts de Wo ningwet en de bouwverordening met moge lijkheden van aanschrijving tot verbetering en een regeling tot voorkoming van onge wenste sloping van gebouwen. Hèt juridisch instrument bij uitstek op dit punt is de gemeentelijke monumentenveror dening, die aan de hand van "de volgende onderwerpen onder de loupe zal worden genomen: - de model-verordening 1982 van de vereni ging van Nederlandse Gemeenten (VNG) in relatie tot het vorige model 1964; - de criteria die de model-verordening han teert om objecten tot gemeentelijk monu ment te kunnen bestempelen; - de procedure om objecten op een gemeen telijke monumentenlijst te plaatsen en de rechtsbescherming die burgers en andere be langhebbenden wordt geboden tegen beslis singen op dit punt; - de rechtsgevolgen van plaatsing op een gemeentelijke monumentenlijst. DE MODELVERORDENING 1982 In 1964 verscheen het rapport van de VNG- commissie-monumentenzorg met als titel 'De gemeente en de monumentenzorg'. Dat rapport bevatte, naast belangwekkende be schouwingen over gemeentelijk monumen tenbeleid, een model van een gemeentelijke monumentenverordening Dit uit 1964 daterende model is verouderd. Zo kon uiteraard geen rekening worden ge houden met de verruiming van de rechtsbe scherming, die sedert 1976 door de Wet AROB (Administratieve Rechtspraak Over heidsbeschikkingen) wordt geboden. Daarom heeft de VNG een nieuwe publicatie verzorgd onder de titel 'Monumenten en ge bouwde omgeving', met daarin opgenomen een aangepaste modelverordening. Deze pu blicatie biedt aanzienlijk meer dan een bij gesteld model voor een gemeentelijke monu mentenverordening. Er komen ook onderwerpen aan de orde als de toekomstige structuur van de monumen tenzorg, de financiële regelingen, de coördi natie bij de vergunningverlening en de be handeling van vergunningsaanvragen, de be scherming van stads- en dorpsgezichten, de regulering van sloopactiviteiten, de bestrij ding van verwaarlozing en ontsiering van bouwwerken, open erven en terreinen en het tegengaan van ontsierende nieuwbouw. Het model noemt ook de monumentencommissie en verstaat daar dan onder: De door de raad ingestelde commissie of aangewezen instan tie, tot wier taak behoort burgemeester en wethouders op verzoek of eigener beweging van voorlichting en advies te dienen ter zake van de toepassing van de verordening. De Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bo demonderzoek (ROB) is kennelijk niet bij het opstellen van de nieuwe modelverorde ning betrokken geweest. Bij het verplicht horen van de Monumenten- raad over een ontwerp-gemeentelijke monu mentenverordening wordt bij het bericht van de Monumentenraad nl. een aantal door het ROB voorgestelde aanvullingen meegezon den. Eén van die aanvullingen heeft betrek king op de monumentencommissie. Het ROB wil het volgende toevoegen: 'In de commissie wordt ten minste één lid benoemd op grond van zijn of haar deskundigheid op het gebied van de archeologie.' Als motive ring wordt aangevoerd, dat specifieke des kundigheid op het gebied van archeologische monumenten verschilt van die op het gebied van bouwkundige monumenten. Maar dan zou ook moeten worden voorgeschreven dat tenminste één lid van de commissie een bouwkundige moet zijn. Deze door het ROB bepleite aanvulling zou kunnen leiden tot een eenzijdige aandacht voor de archeologische monumenten, terwijl voor de gemeentelijke monumentenlijsten de bouwkundige monu menten van meer belang zijn dan de archeo logische, zeker in aantal. DE CRITERIA De Monumentenwet verstaat onder monu menten: a. alle vóór ten minste 50 jaar vervaardigde zaken, welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun volkskundige waarde; b. terreinen welke van algemeen belang zijn wegens daar aanwezige zaken als bedoeld onder a; c. alle zaken en terreinen, welke van alge meen belang zijn wegens de aan die za- ken en terreinen verbonden geschiedkun dige herinneringen. In de nieuwe model-monumentenverorde- ning zijn deze criteria overgenomen, met dien verstande dat daarin de beperking tot vóór ten minste 50 jaar vervaardigde zaken niet is overgenomen, zodat ook objecten die vandaag gesticht worden op de gemeentelij ke monumentenlijst kunnen worden ge plaatst. Uiteraard zijn die criteria voor uit breiding vatbaar. Dat gemeenten op dit punt alle vrijheid hebben leert een uitspraak van de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State van 8 januari 1982 (AB 1982, 234), inzake de Monumentenverordening van de gemeente Geldrop.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1983 | | pagina 19