25
JAN GERKO WIEBENGA
In het jaar dat Weissman en Van Doesburg
nog over het begrip en de invulling van ku
bistische architectuur stoeien, een tijd waarin
de term Nieuwe Bouwen nog niet bestaat,
wordt, helemaal in Groningen, de bouw van
een school voltooid. 'Met deze opening is
het eerste voldragen functionele gebouw, los
van zuiver utilitaire of fabrieksbouw, een feit
in Nederland', zo wordt het eerste kind van
het Nieuwe Bouwen in de betreffende catalo
gus toegejuicht.
Er is aan de ontwerper van de nijverheids
school te Groningen, ir. Jan Gerko Wieben-
ga, een apart opstel in de catalogus van de
Voorgeschiedenis van het Nieuwe Bouwen
gewijd en op de tentoonstelling in het Neder
lands Documentatiecentrum voor de Bouw
kunst te Amsterdam heeft hij in een aparte
ruimte speciale aandacht gekregen2'.
Wiebenga was sinds 1922 directeur van het
nijverheidsonderwijs in Groningen en hij
stelde in dat jaar een verslag samen over dat
onderwijs. Uit dit verslag wordt, omdat zijn
standpunt veel verheldert over het Nieuwe
Bouwen, uitvoerig geciteerd. Enkele zinnen:
'Op het gebied van de techniek kunstnijver
heid en kunst voltrekken zich thans belang
rijke veranderingen, die, hoewel 'gesteund
door de zuinigheidstendenzen van dezen tijd,
daarin toch geenszins hun basis vinden...
Een geheel nieuw schoonheidsbeeld is zich
aan het ontwikkelen.het is eene schoonheid
die reeds tot uiting komt in de bovenbedoel
de beweeglijke deelen onzer omgeving, zoo
als b.v. in automobielen, kleeding, electri-
sche ornamenten e.a. Het eigenaardige van
deze schoonheid is, dat zij zuiver ontstaat uit
de noodzakelijkheid, een functioneel ver
band voorop stelt tusschen de levensbehoef
ten en de vorm waarin deze tot uitdrukking
komt, zoo dat geenerlei practische eisch aan
een angstvallige gekoesterde schoonheidsvi
sie geofferd wordt... Het is eene schoon
heid, die weinig meer door ornament tot ui
ting komt,... maar bovenal, door eene
groote zuiverheid van verhouding, gevoelig
heid van lijn en wel doordacht aanbrengen
van kleur' 3)
De technicus Wiebenga die vóór 1922 al een
aantal zuiver utilitaire objecten had kunnen
realiseren, verlaat Groningen in 1926 en gaat
o.a. samenwerken met J. Duiker. Hij werkt
mee aan het ontwerp van sanatorium Zonne
straal bij Hilversum en aan het apartemen-
tengebouw Nirwana te Den Haag. Intussen
assisteert hij J. A. Brinkman en L. C. van
der Vlugt bij de Van Nelle-fabriek. In 1928
komt hij in dienst van de gemeente Aalsmeer
waar hij twee jaar later een fascinerende
ULO-school bouwt. Wiebenga heeft met zijn
kennis een aantal van de bekendste functio
nalistische bouwwerken mogelijk gemaakt.
In de catalogus luidt het zelfs: 'Het is niet te
veel gezegd, dat het aandeel van Wiebenga
voor Zonnestraal de ragfijne constructie is,
die de basis vormt van deze immateriële ar
chitectuur'.
Een schoonheid voortkomend uit de noodza
kelijkheid en het functioneel verband tussen
levensbehoeften en vorm resulterend in een
grote zuiverheid van verhouding, gevoelig
heid van lijn en wel doordacht aanbrengen
van kleur. Evidente, door de architectuurge-
schiedschrijving al geautoriseerde monu
menten van het Nieuwe Bouwen bv. sanato
rium Zonnestraal en de Van Nelle-fabriek,
maar ook dat minder bekende, maar vroegste
'Nieuwe Bouwen'-werk in Nederland, de
nijverheidsschool in Groningen, brengen de
monumentenzorgers van nu in verlegenheid:
de toen nieuwe technische vindingen blijken
niet erg tijdsbestendig en functies zijn snel
gaan verschuiven.
Over die jonge monumenten werd op 30
nov. 1982 in het Bouwcentrum te Rotterdam
een studiemiddag gehouden waar nog geen
oplossingen voor de vele - ook technische -
problemen van het behoud van dit soort ge
bouwen werden gevonden, maar allerlei
standpunten wel konden worden verduide
lijkt. Dat het om een flink aantal bouwwer
ken van wereldniveau ging, was men het wel
eens. Meer dan technologie alleen; ook ver
houdingen, enz.
Ontwerp van de Ambachtsschool te Groningen
door Ir. J. G. Wiebenga en L. C. van der Vlugt,
1922.
Foto: Ned. Doe. Centrum v.d. Bouwkunst,
Amsterdam.
Hoewel het vaak ontkend is, dus toch een
stijl? Een stijl die door de algemene vernieu
wing van de bouwtechniek en het bouwpro
ces (mechanisatie, normalisatie) pure tech
niek suggereerde en een stijl die door de
uitgangspunten een internationaal verspreide
verbeelding deed ontstaan, een Internationa
le Stijl die heel eigenwijs werd geïnstitutio
naliseerd in de C.I.A.M. (Congres Internati-
onaux d'Architecture Moderne). De techni
sche taal, de architectonische taal voor de
nieuwe maatschappij, werd anoniem. De
producten van de congresgangers zouden in
wisselbaar moeten zijn.
Hoofdgebouw van sanatorium Zonnestraal te
Hilversum, door J. Duiker en B. Bijvoet met
medewerking van Ir. J. G. Wiebenga, 1929.