Het nieuwe bouwer in Nederlanc 1920-1960 'Wij hopen nog te mogen beleven, dat de "kubistische architectuur", waarvoor de Nederlandse architecten, die de heer Theo van Doesburg noemt, den weg bereiden, de wereld zal veroverd hebben'. Schreef de ar chitect A. E. Weissman1' in juli 1922 in het tijdschrift De Bouwwereld. Dat klinkt nogal optimistisch uit de mond van een bijna 70- jarige. Hij heeft het dan ook niet meer mo gen beleven, want een jaar later overleed hij. Maar Weissman heeft natuurlijk niet kunnen dromen, dat het Nieuwe Bouwen, waaraan thans vijf grote tentoonstellingen worden ge wijd, toch de Nederlandse museumwereld zou veroveren en dat één van de tentoonstel lingen over de kubistische architectuur nu ondergebracht wordt in het door hem ont worpen Stedelijk Museum (1892-1895) te Amsterdam. Vanzelfsprekend was Weissman ook onze ker in de periode dat de meningen aan het kenteren waren: juist toen hij het van neo- manieristische stijlcitaten aan elkaar hangen de museum ontwierp, maakte hij bijvoor beeld nog al wat bezwaren tegen de door Berlage ontworpen koopmansbeurs te Am sterdam. Weissman stak wel terecht de draak met de manier waarop Theo van Doesburg het ku bisme in de architectuur verdedigde. Begrij pelijk, want uit een artikel waarin Van Does burg de betekenis van architect J. J. P. Oud voor deze richting wil bagatelliseren, kan worden begrepen dat de kunstenaar Van Doesburg het kubisme op louter formele kwaliteiten laat stoelen. Hoewel de decoratiekunst Weissman niet vreemd is, is ook voor hem architectuur van zelfsprekend meer dan plastiek, dan kubisti sche patronen. Voor de kunstenaar blijkbaar niet. Het is vermakelijk om te lezen dat onze grote held Van Doesburg meent dat de hal van het Va- cantiehuis te Noordwijkerhout het enige re sultaat van architect Oud is, dat de kubisti sche toets van de kritiek kan doorstaan, een hal die hij nota bene zelf van een hoekig patroon van tegels had voorzien. Gemakke lijker kan het haast niet. Drs. P. Karstkarel is kunsthistoricus (architectuur), publiceert over architectuur in Trouw en is momen teel betrokken bij de inventarisatie voor de gemeente lijke monumentenlijst van de stad Groningen. DOOR PETER KARSTKAREL*) GEEN EENDUIDIGHEID Als je het Nieuwe Bouwen even gemakkelijk en formalistisch als Van Doesburg blokke- doosarchitectuur noemt, zoals wel eens ge beurd is, of het beschrijft op basis van de nieuwe technische mogelijkheden tot een ui terste bouwtechnische economie, het blijft een onnauwkeurige en onvolledige definië ring. De verwarring is namelijk groot: de architecten die zich wilden inzetten voor het vormgeven van de wezenlijk nieuwe tijd worden functionalisten, rationalisten, nieuw- zakelijken, vertegenwoordigers van de inter nationale Stijl of van Het Nieuwe Bouwen genoemd, aanduidingen dus die met zeer specifieke accenten steeds net iets anders- dekken. Het Nieuwe Bouwen was geen eenduidig gebeuren met architecten die eenzelfde bun del uitgangspunten, voortkomend uit een hechte theorie, huldigden. Bovendien waren theorie en praktijk, elkaar voortdurend voe dend, in beweging en hadden de maatschap pelijke en economische ontwikkelingen er invloed op. Omdat de programma's na de crisis en in de wederopbouwpraktijk na de oorlog uitgehold werden en toen vermenig vuldigd raakten tot resultaten waar elke geest Het door V. Huszar ontworpen vignet van De Stijl, dat het omslag van het gelijknamige door Theo van Doesburg geredigeerde maandblad sierde. aan ontbrak, heeft die treurnis reacties uitge lokt, vervolgens tot enkele klare stellingen en voorts opnieuw tot een hele hoop treurnis van bloedeloze woningrijtjes geleid. IDEALEN EN NIEUWE TECHNOLOGIE Op de tentoonstellingen en uit de begeleiden de catalogusboeken wordt in elk geval niet naar de pijpen van de Nieuwe Bouwers ge danst. Bewondering is er alom, maar er wor den geen toentertijd gehanteerde stellingen overgeschreven of in woorden van 1982/83 opnieuw verteld, maar velerlei aspecten in deelstudies geanalyseerd en geïnterpreteerd. Er wordt geen breed overzicht van het Nieu we Bouwen gegeven, omdat dat niet zinnig werd geacht. Ed Taverne - hoogleraar in de geschiedenis van de architectuur en de stede- bouw - stelde bij de opening van de eerste van de reeks tentoonstellingen: 'Het Nieuwe Bouwen is de naam voor een verzameling geschiedenissen van afzonderlijk opererende groepen architecten, die vlak vóór en vooral ook na de oorlog door een gemeenschappe lijke vijand gedwongen werden min of meer als een eenheid te opereren'. In die verdedi ging tegen de 'traditionalisten' hebben de Nieuwe Bouwers het beeld opgeroepen dat ze streden voor nieuwe bouwtechnieken, nieuwe materialen en nieuwe bouworganisa- ties en voor nieuwe woningtypen in nieuwe stadswijken met nieuwe sociaal-culturele voorzieningen, voor het gezonde en goede werken, wonen, verkeer en recreëren en zo de leefomgeving voor een nieuwe maat schappij gestalte te geven. Architecten en architectuurcritici zijn na de steeds teleurstellender resultaten van na de oorlog langzamerhand gaan beseffen dat ei sen van licht en lucht, van standaardisatie en economische bouworganisatie, en eisen van een beter geachte maatschappelijke organisa tie toch niet het uitsluitende doel mogen zijn. Dat het ontwerp- en bouwproces toch meer is dan een programma dat een geautomatiseer de wereld opleveren moet. De reeks van tentoonstellingen laat inder daad de nieuwe technologie uit de jaren 1920 zien en toont er zelfs de aanlopen toe. De voorbeelden van de ideale sociale woning bouw, de beginselen van een goed fysiek leefmillieu en de structurering van de func ties van de stad worden er gepresenteerd. Maar de tentoonstellingen en boeken onthul len tevens dat die algehele fysieke structure ring van de maatschappij tot een welstand van de sociaal-democratie in tegenstelling tot de bedoeling van de ontwerpers de verbeel ding, de geest, het leven zijn gaan bedrei gen. Dit gebeurde juist omdat het Nieuwe Bouwen geen modernisme was als het mees te wat de neo-stijlen in de negentiende eeuw hadden voortgebracht, maar een wezenlijke vernieuwing op basis van (welzeker) negen tiende eeuwse denkbeelden op het vlak van techniek, organisatie, bevolkingspolitiek. De tentoonstellingen dagen uit om mee te doen aan heel gefragmenteerde verkennin gen in de diepte en dan mag het algemene beeld van het Nieuwe Bouwen globaal blijven.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1983 | | pagina 14