Bond Heemschut wil primair provincies inschakelen 77 Sé- VOORLOPIG STANDPUNT MONU MENTENBELEID STAATSSECRE TARIS Staatssecretaris H. A. de Boer van CRM heeft een voorlopig standpunt geformuleerd over het vorig jaar aan zijn ambtsvoorganger aangeboden rapport 'Onderzoek Monumen tenbeleid' dat was opgesteld door een extern adviesbureau (Van de Bunt). De staatssecre taris komt tot de volgende beleidsvoorne mens: 1. de rijksbeschermingsactiviteiten zullen worden beperkt op basis van een strenge(re) selectie; er zal worden bevorderd, dat de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdhe den van de lagere overheden op het punt van de bescherming en de instandhouding wor den vergroot; 2. het particulier initiatief op het terrein van de monumentenzorg zal, waar mogelijk, worden ondersteund; 3. de decentralisatie van de monumenten zorg zal zich geleidelijk moeten gaan vol trekken; de aanwezigheid van een eigen or ganisatie, van eigen deskundigheid en van een eigen instrumentarium is van invloed op de tijd die dit proces in beslag zal nemen. De staatssecretaris komt daarnaast tot de uit spraak, dat het beschermen van objecten in hoofdzaak op het rijksniveau en op gemeen telijk niveau moet plaatsvinden. De gedachte van de adviseurs, dat op dit terrein ook acti viteiten zouden kunnen en moeten worden ontwikkeld door provincies, zou volgens de staatssecretaris tot een té ingewikkeld en té onevenwichtig systeem leiden. Ook het ont wikkelen van categorale monumentenlijsten op provinciaal niveau is een gedachte, die hem niet aanspreekt. De staatssecretaris ziet voor de provincies wel een rol weggelegd in het monumenten beleid, maar dan binnen de door de provin cies toegestane bevoegdheden op het terrein van de ruimtelijke ordening. De heer De Boer spreekt zich uit voor een in de toekomst gedecentraliseerde aanpak van het monu mentenbeleid. Wel dient bezien te worden of de Monumentenzorg onder het bereik van de Kaderwet kan worden gebracht, b.v. wat be treft de planningsparagraaf. Harmonisatie met de Wet op de Ruimtelijke Ordening en de Wet op de Stads- en dorpsvernieuwing acht hij echter een dwingende eis. De staatssecretaris onderschrijft de stelling van de adviseurs, dat de monumentenzorg gelet op de specifieke inbreng vanuit het cultuuraspect en de doelstellingen van het ministerie van CRM binnen dat departement moet worden gehandhaafd. Wel dient de in terdepartementale coördinatie met name de departementen van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en Binnenlandse Za ken te worden versterkt. Bij het toekomstige takenpakket van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg zal naar zijn oordeel het accent moeten worden gelegd op een versterking van de reeds bin nen deze Dienst aanwezige specialistische kennis en ervaring. Van een verdwijnen van arbeidsplaatsen bij deze dienst zal dan ook geen sprake zijn. Om het decentralisatiepro ces van de monumentenzorg voor te bereiden en uit te voeren zal de staatssecretaris een viertal werkgroepen in het leven roepen. De coördinatie van het proces zal in handen worden gelegd van een daartoe aan te trek ken projectleider. De archeologische monu mentenzorg is buiten het onderzoek ge bleven. De staatssecretaris stelt zich voor in overleg met de direct betrokkenen - de leiding en de medewerkers van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek - te bezien in hoeverre dit onderdeel van de monumen tenzorg bij dit veranderingsproces in de mo numentenzorg moet worden betrokken. In het rapport van de adviseurs is naar het oordeel van de staatssecretaris het aspect van de bescherming van stedebouwkundige mo numenten, de stads- en dorpsgezichten, on derbelicht. In een nota, die als bijlage aan het standpunt van de staatssecretaris is toege voegd, heeft de RDMZ zijn visie daarop gegeven. De staatssecretaris heeft het door hem ingegeven standpunt ter kennis gebracht van de Eerste en de Tweede Kamer der Staten-Generaal. - De Raad voor het Binnenlands Bestuur - de Raad voor de Gemeentefinanciën - de Harmonisatieraad Specifiek Welzijn - het Interprovinciaal Overleg Cultuur - de Vereniging van Nederlandse Ge meenten - de Nationale Contactcommissie voor de Monumentenbescherming - de Bijzondere Commissie van Overleg voor personeel werkzaam bij het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk - de Dienstcommissie van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg heeft de staatsse cretaris uitgenodigd vóór 1 juni 1982 com mentaar te leveren. Nadat hij daarna het advies van de Monu- mentenraad heeft ontvangen, stelt de staats secretaris zich voor zijn definitieve stand punt ten aanzien van het in de toekomst te voeren monumentenbeleid in te nemen. REACTIE HEEMSCHUT OP HET VOORLOPIG STANDPUNT Ten behoeve van de door de Staatssecretaris gevraagde reactie van de Nationale Contact commissie voor de Monumentenbescher ming, die zal worden opgesteld op grond van de reacties van de bij deze organisatie aange sloten verenigingen, stelde Heemschut een aantal punten op. Voorop stelden we, dat decentralisatie op het gebied van de monumentenzorg alleen dan bevredigend kan werken, wanneer dit ge schiedt op de grondslag van heldere en soe pele regelgeving, gepaard gaande aan toerei kende financiële middelen voor de lagere overheidsorganen, die zullen worden belast met de daarvoQr door het Rijk uitgevoerde taken. INDELING Aan die gemeenten, waarin geen of slechts weinig (beschermde) monumenten aanwezig zijn, maar ook aan gemeenten waar de be langstelling voor monumentenzorg gering is, is het niet zinvol in dit verband taken op te leggen. Monumentenzorg is tenslotte een andere zaak dan de zorg voor bijvoorbeeld volks huisvesting of waterleiding en bij decentrali satie behoort de zekerheid te bestaan, dat een gemeente met voldoende voortvarendheid en inzet de zorg voor de monumenten op zich neemt. Een decentralisatie naar gemeenten draagt voorts het gevaar in zich van een versplintering van beleid. Deze nu is onwen selijk waar toch het bewaren van het ge bouwde erfgoed onmiskenbaar ook nationa le, landelijke aspecten bezit. Een en ander dient ertoe te leiden dat de taken in vele gevallen in plaats van aan ge meenten aan de provincies worden overge dragen. Decentralisatie zal derhalve móeten uitgaan van de regel dat primair de provincies met de taken worden belast en dat ten aanzien van die gemeenten, die voldoen aan de eerder aangeduide criteria, overheveling aan haar kan plaatshebben. FINANCIËN Decentralisatie van bevoegdheden en taken is slechts dan werkbaar, wanneer zij gepaard gaat aan decentralisatie van financiële mid delen. Daarbij heeft het instrument van de doeluitkering onze voorkeur, omdat daarbij direct aanwijsbaar is welke middelen voorde taakuitoefening zijn bestemd. Wij zijn verder van oordeel dat fiscale af-

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1982 | | pagina 23