67 •«•li Ti»i(i scherming in de praktijk gestalte wordt/kan worden gegeven. STRUCTUURPLAN VOOR DE BINNEN STAD Vlak nadat de nota Te Beschermen Stadsge zicht Leiden verscheen (december 1975) be gon men in Leiden daadwerkelijk met de voorbereidingen om te komen tot een struc tuurplan voor de gehele binnenstad. Sinds de collegewisseling in september 1974 werd al le aandacht op het herstel van de binnenstad gericht. Vanaf die tijd treedt de heer mr. C. J. D. Waal op als verantwoordelijke wet houder van de stadsvernieuwing. Allereerst werd gestreefd naar de totstandkoming van een integraal binnenstadsplan 'dat tenminste een structuurplan omvat en overigens maxi maal inspreekt op de ontwerp-wet op de stadsvernieuwing'. Over de inhoud en de bij de tot standkoming van dit plan gevolgde procedure is destijds het nodige in de vaklite ratuur gepubliceerd. Daarop zal ik nu niet uitgebreid ingaan. Kortheidshalve verwijs ik u naar deze artikelen.2' Op dat moment ontstond de zogenaamde én/én-theorie; enerzijds werd gewerkt aan een integraal plan voorde binnenstad, terwijl men anderzijds al bezig was met het voorbe reiden dan wel uitvoeren van deelplannen. De stadsvernieuwing in Leiden was immers zo noodzakelijk, dat verder uitstel onverant woord zou zijn. Het structuurplan is inderdaad het ontwikke- lings- of raamplan geworden, dat als grond slag kan dienen voor de op te stellen ont- werp-bestemmingsplannen en/of stadsver nieuwingsplannen. Als zodanig heeft het ook uitstekend gefunctioneerd. Het gewenste integrale karakter van het plan hield in, dat niet alleen de gebouwde omge ving (woningen, straten, grachten, bruggen e.d.), maar ook andere aspecten, zoals on derwijs, gezondheidszorg, sociaal-culturele voorzieningen, maatschappelijke dienstver lening, economische ontwikkelingen e.d. aan de orde moesten komen en op elkaar dienden te worden afgestemd. In dat kader was het te beschermen stadsgezicht een van de vele aspecten, die in samenhang met de overige dienden te worden bekeken en afge wogen. Dit aspect was wel een belangrijke, omdat het plan blijkens zijn doelstellingen 'behoud, herstel en ontwikkeling van de ruimtevormende structuur, of anders gezegd van het binnenstedelijke en historische ka rakter' nastreefde of nog anders gezegd: het plan wenste het behoud van de Leidse karak teristiek. Deze doelstelling ligt geheel in het verlengde van de strekking van het be schermde stadsgezicht. Ook dat beoogt niet de bestaande toestand te bevriezen. Wense lijke of noodzakelijke ontwikkelingen kun nen blijven plaatsvinden, mits zij niet of zo weinig mogelijk schade toebrengen aan de te beschermen Leidse karakteristiek. Om nu die karakteristieke elementen gelijkwaardig mee te kunnen laten spelen bij de vraag, wat waar het beste kan worden gerealiseerd en De rivierarmen, waarlangs Leiden is ontstaan, bepalen de structuur van de stad in hoge mate. Nog steeds vindt daarlangs markthandel plaats. welke offers daarvoor eventueel gebracht moeten worden is de ruimte-aspectkaart tot stand gekomen. Dit is één van de drie kaar ten, die tesamen en in samenhang met elkaar het kaartbeeld van het structuurplan vormen. In dat verband is het nodig te weten: dat het structuurplan is opgebouwd uit de aspecten: gebruik - (patroon van functies en activi teiten); ruimte - (de stedebouwkundige - tastbare structuur met inbegrip van de gebouwde om geving); beweging (verkeer, leidingencircuits). Voor elk van deze aspecten is een kaart ver vaardigd. De meeste structuurplannen heb ben als kaart alleen de meest gewenste func- tiekaart (gebruiksaspectkaart). Daardoor be staat het gevaar, dat de gebouwde omgeving te vaak het kind van de rekening wordt, omdat vooral het gebruik bepaalde, wat wel of niet kon. Stond een gebouw of zelfs één of meer wijken (vgl. Hoog-Catharijne) het meest gewenste gebruik in de weg, dan was sloop, zeker wanneer dit economisch voor deliger was, bijna altijd onvermijdelijk. DRIE KAARTEN De drie kaarten van het structuurplan geven het raamwerk aan, waarbinnen ontwikkelin gen, wanneer zij tenminste gewenst zijn,

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1982 | | pagina 13