h
l
37
- overigens uit Amsterdam afkomstige - stu-
cadoorsfamilie Van Gorkum; hun atelier
voerde onder andere de grote balzaal in het
Stadhouderlijk Kwartier op het Binnenhof
(de huidige Tweede Kamer) uit. Maar nog in
1771 kon Johannes le Francq van Berkhey in
zijn Natuurlyke Historie van Holland schrij
ven, dat bij 'de konst van het gips maaken en
gieten, uit Italien herwaarts overgebragt
men moet, 't is waar, erkennen, dat de Itali-
aanen nog de meesters zyn, in het werken
met gips uit de hand, ter vercieringe van
platfons, en 't opmaaken van zolder
stukken'.
ITALIAANSE STUCADOORS
Deze noord-Italiaanse stucadoors behoorden
meestal tot grote families - vooral afkomstig
uit de streek rond Como - die door de toene
mende vraag benoorden de Alpen steeds ver
der trokken, zodat we leden van deze fami-
De bovenhal van het huis Schuylenburch, Lange
Vijverberg 8, Den Haag, met stucwerk door
Giovanni Baptista Luraghi, ca 1715 (foto
Rijksdienst voor de Monumentenzorg).
lies van zuid-DuitsIand tot in Nederland, En
geland en de Scandinavische landen toe aan
treffen, hoewel zij meestal een hechte relatie
met hun geboortestreek bleven onderhouden
en nieuwe krachten ook van daar werden
gerekruteerd. Namen en werk van Italiaanse
stucadoors in de 18de eeuw zijn tot in de
verst afgelegen provincies van de toenmalige
Republiek, van zuid-Limburg, tot Groningen
en Friesland of Zeeland, aanwijsbaar. Ook
bij het Goudse Doelengebouw - de aanlei
ding van dit artikel - zijn dergelijke Italiaan
se stucadoors in twee periodes ingeschakeld
geweest, bij de bouw in 1719 en de herbouw
in 1763/4.
De stucwerker Giovanni Baptista Luraghi,
die op 8 februari 1719 730 betaald kreeg
voor het stucwerk met ornamenten en wa
pens van de plafonds in de nieuwe zaal en
een daaraan gelegen kamer in de Goudse
Doelen, mag exemplarisch worden genoemd
voor de in Nederland werkende Italiaanse
stucadoors en kan daarom hier uitstekend als
voorbeeld dienen voor het soort carrière en
de verwevenheid van relaties die binnen deze
groep gebruikelijk was. G. B. Luraghi be
hoorde tot een stucadoorsfamilie die al in de
i- -*v~. '-x'
17de eeuw naar zuid-Duitsland uitzwermde,
al werd hijzelf omstreeks 1675 in Pelsopra
bij Como geboren. Rond 1700 wordt hij voor
het eerst in Nederland genoemd waar hij in
de jaren 1701/4 Willem van Mieris assisteer
de bij het boetseren van een viertal tuinvazen
voor de Leidse tuinliefhebber Pieter de la
Court van der Voort. Uit dezelfde jaren da
teert ook zijn eerste bekende rekening voor
stucwerk, en wel voor het Loo, het jachtslot
van koning-stadhouder Willem III, waar Lu
raghi samenwerkte met een andere Italiaanse
stucadoor Andrea Casella. In 1710 vestigde
hij zich voorgoed in Den Haag, waar hij door
zijn huwelijk de zwager werd van de stuca
door Joseph Bollina, afkomstig uit hetzelfde
Pelsopra bij Como, wiens werkzaamheden
vooral in Delft zijn te traceren, en wiens
broer Jacob Bollina overigens weer in Am
sterdam aanwijsbaar is. Later zetten drie ne
ven van Luraghi, ook weer uit Italië overge
komen, diens stucadoors- en steenhouwers
werkplaats voort.
In Den Haag bevindt zich Luraghi's belang
rijkste werk, voorzover we dat tenminste nog
kennen: het stucwerk in het huis Schuylen
burch aan het Lange Voorhout, de huidige
Trappenhuis in Breestraat 18, Leiden, met
stucwerk toegeschreven aan Giovanni Baptista
Luraghi, ca 1722-1730 (foto Cor van Wanrooy,
Kunsthistorisch Instituut Leiden).
Duitse ambassade, aangebracht bij de ver
bouwing van omstreeks 1715. In een groot
aantal vertrekken zijn daar nog de door hem
gestucte en zeer gevarieerde plafonds aanwe
zig, met als apotheose de op het trappenhuis
aansluitende, geheel gestucte bovenhal
(afb. 2). Vooral naar analogie van dit stuc
werk in de late Lodewijk XlV-stijl zoals die
door Daniël Marot in Holland was geïntrodu
ceerd, zijn meer stucdekoraties aan Luraghi
toe te schrijven, niet alleen in Den Haag,
maar bijvoorbeeld ook in Leiden, waar hij
zich nog vóór zijn vestiging in Den Haag aan
de universiteit had laten inschrijven. Zo is