16
in een reis van dagen uit Vancouver - paar
den en wagens de stad konden bereiken. De
Cariboo Wagon Road. Delen van die weg
zijn nu nog onderdeel van de verkeersweg in
dit gebied en hier en daar wordt dat met
duidelijke instructieve borden vol historische
bijzonderheden aangegeven.
Die weg liep door Barkerville heen naar een
andere goudzoekersstad Richfield. Van die
stad is alleen maar het gebouw van de recht
bank over. Uit Barkerville kan men erheen
lopen, 1,6 km, een mooie wandeling vooral
omdat men er een zo bijzonder goede indruk
krijgt van de wijze waarop in dit gebied goud
werd gezocht.
(U kunt er nóg goud zoeken... Bij het mu
seum aan de rand van de stad kan men goud
pannen huren, plus een instructie).
SILVERRUSH
Een paar honderd kilometer oostelijker (in
een zo groot land is dat een afstand van niks)
liggen, aan het bijzonder fraaie Slocan Lake,
twee stadjes die eens een 'silverrush' hebben
gekend: New Denver en Silverton. Tegen
het einde van de vorige eeuw trokken hier
duizenden mensen heen omdat er zilver in
grote hoeveelheden te vinden was, en trou
wens ook lood en zink, waarvoor de laatste
jaren weer meei belangstelling is. In deze
twee stadjes is heel wat uit die jaren bewaard
gebleven. Wie door de bergen naar het oos
ten rijdt, passeert na New Denver Sandon,
ook al een verlaten zilvermijnstadje en komt
in Kaslo, waar het indrukwekkende Lang
ham House uit 1893 (hotel, bank, bottelarij
geweest) nu een bijzonder boeiend gerestau
reerd gemeensehapscentrum is geworden. In
Kaslo ligt ook het S.S.Moyie, laatste der
grote hekwielers die eens over de meren en
rivieren voeren, om passagiers en vracht te
vervoeren. Het schip werd in 1896 inToron-
to gebouwd en per sectie naar het westen
vervoerd, waar het twee jaar later in de vaart
kwam. Tot 1957 heeft het de dorpen langs de
Kootenay meren bediend. Nu is het een boei
end museum.
PELSHANDEL
Trekt men vandaar naar het noorden dan is
een bezoek aan Fort St. James aan te raden.
Simon Fraser en John Stuart, twee mannen
die de rijke buit van de pelsjagers in dit
gebied ophaalden en voor de North-West
Company verhandelden, bouwden hier in
1806 een fort. Nadat deze North-West Com
pany en de andere machtige handelsonderne
ming in Canada, De Hudson Bay Company,
in 1821 waren samengegaan, werd Fort St.
James het centrum van handel (en sociaal
verkeer) voor een geweldig gebied, New Ca-
ledonia geheten omdat hier zeer veel Schot
ten werkten. Zeg maar: heel het gebied tus
sen de Rocky Mountains en de kust was de
streek waar de handelaren van dit fort
werkten.
Het fort is prachtig gelegen aan het immense
Stuart Lake. De gebouwen zijn zeer fraai -
misschien een tikje steriel - gerestaureerd en
net als in Barkerville heeft men van dit fort
ook een 'educatief museum' gemaakt. Er is
een gebouwtje waar een diavertoning wordt
gegeven die veel leert over de historie van dit
gebied waar Indianen en pelsjagers welis
waar veel geharrewar met elkander hebben
gehad maar nooit bloedige oorlogen. Er is
een begeleide rondwandeling door de gebou
wen van het fort (een uur ongeveer) en tij
dens deze rondgang ziet men weer dat ook
hier, evenals in Barkerville, het streven erop
is gericht 'het verleden te laten herleven' met
behulp van poppen, herinrichting van wonin
gen, van magazijnen zelfs compleet met de
gedroogde zalm die hier eens het winterse
hoofdvoedsel was.
Ik vind het allemaal zeer boeiend maar het
doet wellicht vele Europeanen wat ouder
wets aan, een beetje zoals het vermaarde
Museum voor het Onderwijs in 's-Gravenha-
ge was ingericht in de jaren voor 1940.
Ook voor de restauratie van dit fort heeft de
regering van British Columbia redelijk onbe
kommerd in de beurs getast, evenals voor
nog heel wat andere objecten.
TOERISME
Overal waar in de vorige en het begin van
deze eeuw plotselinge activiteit is ontstaan
als gevolg van vondsten van goud en zilver
zijn stadjes en dorpen in zeer korte tijd ge
bouwd. Her en der is daar het een en ander
van over, nergens zo gaaf en zo volledig als
in Barkerville, maar hier is het een interes
sant front van oude huizen langs een rivier
(Telkwa bijv.), daar is het een zorgvuldig
gerestaureerde herberg uit de negentiende
eeuw die eens goudzoekers een onderdak gaf
op hun tocht naar de rijke velden en bergen
(Cottonwood House bijv.).
Wie er rondtrekt ziet ook heel veel dat stellig
zou moeten worden gerestaureerd.
Hoewel Canada, zoals opgemerkt, een jonge
natie is, is er in met name de onstuimige
ontwikkeling na 1950 tocl -"»<» heel wat uit
het - zij het korte - verle^ verloren ge
gaan. Dat bemerkt men in British Columbia
heel goed wanneer men let op de grote bor-