Zo werd de baksteen van de voorgevel
gedeeltelijk uitgehakt en vervangen
door keurig gladde, machinale steen. Al
le natuurstenen details, zoals banden,
lijstwerk en kruisvensters werden nieuw
nagehakt. De toren werd 'verrijkt' met
de wapens van gemeente en koninkrijk
en de vensters kregen bontgeschilderde
luiken. Het eindprodukt van deze ingrij
pende 'restauratie' - die overigens een
goed beeld geeft van vele restauraties uit
de beginperiode van de monumenten
zorg - beantwoordde beslist geheel aan
de ideeën van de tijd. Het gebouw was
weer 'als nieuw', men had gebruik ge
maakt van eigentijdse materialen en
methoden en een 'ideale' toestand nage
streefd. Tevens drukte de typisch 'oud-
vaderlandse' stijl van de Hollandse re
naissance, beter dan welke stijl dan ook,
in het trotse raadhuis de macht van het
invloedrijke burgerdom uit. In feite
kwam deze restauratie echter neer op
een volledige nieuwbouw van de voorge
vel, terwijl van het interieur weinig meer
dan wat oude moerbalken overbleef.
Toen na de Tweede Wereldoorlog nodig
herstellingen moesten worden uitge
voerd, heeft de Nijmeegse stadsarchitekt
Deur getracht de feilen van de eerste
restauratie zoveel mogelijk weg te wer
ken. Hij verving de machinale baksteen
weer door de onregelmatige 'handvorm
steen' en korrigeerde alle toevoegingen
en weglatingen van natuurstenen details.
Daarbij maakte hij gebruik van de reeds
genoemde gravure van J. de Beyer en P.
van Liender uit 1758.
De sinds de achttiende eeuw schijnbaar
onveranderde toestand van het monu-
mènt is dus inderdaad slechts schijn en
wordt onderbroken door een aantal ver
bouwingen en restauraties, waarvan pas
de laatste, in de vijftiger jaren, het origi
neel zoveel mogelijk tracht te benade
ren. Een dergelijke restauratie als die
van 1900-1905 is kenmerkend voor heel
wat restauraties uit de beginjaren van de
monumentenzorg. Een overdosis aan
enthousiasme, vergezeld van een achter
haald artistiek ideaalbeeld en een vol
strekt gebrek aan (kunst-) historische
kennis en restauratie-ervaring leidden tot
een naar onze begrippen uiterst beden
kelijk restauratieresultaat.
Wanneer we weer terugkeren naar ons
uitgangspunt, de Markt van 1758, dan
zieri we verder, dat van de afgebeelde
bebouwing alleen de protestantse kerk
de tand des tijds heeft kunnen weers
taan. Het is een eenvoudig zaalkerkje uit
1661-1663 in vormen die nog sterk aan de
renaissance herinneren, met weer die
zelfde kontrastrijke afwisseling van don
kerrode baksteen en lichte natuursteen.
Op oude foto's gaat het soms gedeelte
lijk schuil achter twee oude lindebomen,
die vóór de twintiger jaren de intieme
sfeer van de Markt merkbaar verhoog
den. Hoewel de huidige bebouwing in
schaal en vormentaal uitstekend harmo
nieert met het kerkje en het raadhuis,
dateert geen enkel pand meer van vóór
1900.
Belangrijk als optische afsluiting van de
Markt te rechterzijde van het raadhuis is
het hoge witte pand op de hoek van de
Niersstraat, dat daarentegen wel van
De Zandstraat met als point-de-vue het
raadhuis
PtfWERE*
Si mKEN
Mtl 3OM»
vóór die tijd is. Abusievelijk heeft Jan de
Beyer het in 1758 niet afgebeeld, maar
het moet er toen beslist al gestaan heb
ben. Dat verraden de steile trapgevels,
het zaagtandfries onder de goot en voor
al de hoge korfboognissen, waarin de
vensters zijn gevat. Deze hebben onge
twijfeld vroeger tot op de grond toe
doorgelopen, getuige scheuren in de
pleister, en dat zou dan een bekend
zestiende-eeuws architektonisch motief
in het Nederrijnse en aan de IJssel zijn.
Het is dan ook de vraag of de datering die
de monumentenlijst opgeeft (XVII-
XIX) niet aan de late kant is. Een plan
om in dit monumentale woonhuis een
plaatselijk museum te vestigen is in voor
bereiding.
Lijkt het voortbestaan van dit markante,
historische pand verzekerd, zo vanzelf
sprekend is het behoud van het oude
bouwbestand in Gennep tegenwoordig
net zo weinig als vroeger. Een blik in
'Gennep in oude ansichten' (Zaltbom-
mel 1971en de 'Beschrijving van de Ne
derlandse Monumenten van Geschiede
nis en Kunst' (J. Mialaret, 'Noord-
Limburg', 's-Gravenhage 1937) laat
zien, wat er intussen allemaal verloren
gegaan is.
Een foto uit 1890 geeft de Markt nog
weer met aan beide zijden van het stad
huis zeventiende- en achttiende-eeuwse
panden, veelal statige, witgepleisterde
lijstgevels met zware muurankers, maar
ook een opmerkelijk hoge witte trapge
vel. Ook de drie nederige huisjes, die op
de gravure van 1758 links achter het
raadhuis zichtbaar zijn, moeten er toen
nog gestaan hebben, al hadden ze hun
gezwenkte en getrapte geveltjes reeds in
geruild voor eenvoudigere schilddaken.
De monumentenbeschrijving geeft nog
een zestiende-eeuwse gevelsteen op,
maar ook die blijkt nu onvindbaar. Zoals
dat overigens geldt voor bijna alle ande
re historische details aan woonhuizen.
Sinds de eerste inventarisatie op het ge
bied van monumentenzorg in 1926 en de
tweede in 1937 ontbreken verder een ge
sneden houten deur met een leeuwen
kop en een rozet in stralen (Lodewijk
XVI-trant) uit een huis nabij de kerk,
ankerjaartallen aan gepleisterde gevels,
1752 in de Houtstraat (sinds enige tijd,
na een verbouwing ook de 1 van 172-),
168- in de Zandstraat en 1617 in de Niers
straat. Voorts twee grafkruizen en een
zerk uit de zestiende eeuw. Na de oorlog
werd ook de ruïne van de in de negen
tiende eeuw sterk verbouwde midde
leeuwse kerk opgeruimd.
Dit triest relaas zou de indruk kunnen
189