Vitaliteit
bestendigen
Heemschut
Een belangrijke
verjaardag
wie de 70-jarige een
geschenkje wil aanreiken,
hier volgt het gironummer
124 362.
schut zich vaak moest manifesteren als
een dwarsligger. Maar is dat zo verwon
derlijk als je om je heen ziet, dat de
schoonheid van Nederland keer op keer
bedreigd en aangetast wordt? Vele jaren
is Heemschut vrijwel de enige organisa
tie geweest, die daartegen zijn stem ver
hief. Dat daarbij wel eens wegen bewan
deld of methoden gebruikt werden, die
sommigen onwelgevallig waren, is mis
schien niet te rechtvaardigen, te begrij
pen is het wel. Een kat in nood maakt nu
eenmaal rare sprongen.
Om een ander beeld te gebruiken:
Heemschut is de luis in de pels van al
degenen, particulieren en overheden,
die het in hun macht hebben Nederland
mooi te houden ofte maken. Heemschut
staat daarin tegenwoordig niet meer al
leen, maar hij heeft wel het spit afgebe
ten. Dat blijft de grote verdienste van de
70-jarige jubilaris.
Heemschut is niet de oudste organisatie,
die zich bekommert om onze monumen
ten. Anderen waren voorgegaan, zoals
de Oudheidkundige Bond en Oud-
Leiden om er maar enkele te noemen.
Velen zijn gevolgd. Ons land is nu vele
tientallen verenigingen, stichtingen, ge
nootschappen enz. rijk, die min of meer
op hetzelfde terrein als Heemschut
werkzaam zijn, hetzij dat zij hun zorgen
over een speciale categorie monumenten
uitstrekken, zoals Menno van Coehoom,
De Hollandsche Molen en de Vrienden
der Geldersche Kasteelen, hetzij dat zij
zich regionaal of locaal de zorg voor de
schoonheid van de stad en landschap
aantrekken.
Het is lange tijd als een bezwaar gevoeld,
dat al deze organisaties gescheiden
plachten op te trekken, waardoor zij
nauwelijks een vuist konden maken, zelfs
veelal niet ernstig genomen werden.
Anders gezegd: de monumentenzorg in
Nederland heeft nauwelijks een achter
ban, die bereid en in staat is met vliegen
de vaandels en slaande trom het Binnen
hof op te trekken en zoveel lawaai te
maken, dat in 's lands Vergaderzaal nu
eindelijk eens meer dan incidentele aan
dacht aan de monumentenzorg besteed
wordt. Zover zal het waarschijnlijk wel
nooit komen en daartoe leent het onder
werp zich wellicht ook niet. Maar toch
werd het hoog tijd de handen ineen te
slaan om front te kunnen maken tegen
die krachten in de samenleving die, in
dien hun geen halt toegeroepen wordt,
verdere aantasting van de schoonheid en
van de leefbaarheid van ons land tot ge
volg zullen hebben. Daarom is het goed,
dat nu al weer verscheidene jaren gele
den de Nationale Contactcommissie Mo
numentenbescherming (NCM) in het le
ven is geroepen als overkoepeling en
bundeling van al die vele organisaties,
die zich ieder op hun eigen wijze uitein
delijk voor hetzelfde doel inzetten. Dat
Heemschut in de NCM een belangrijke
plaats inneemt, behoeft geen verwonde
ring te baren.
Er is sedert 1911 veel ten goede veran
derd.
Er is een Monumentenwet; er zijn een
Rijksdienst en een Rijkscommissie voor
de Monumentenzorg; er zijn gemeente
lijke monumentenbureaus, steeds meer
gemeenten hebben een monumentenver
ordening; monumentennota's van pro
vincies en gemeenten verschijnen aan de
lopende band.
Kortom, de belangstelling voor monu
menten en voor monumentenzorg is
vooral in de laatste jaren sterk gegroeid
en groeit nog steeds. Dat zou kunnen
leiden tot de gevolgtrekking, dat Heem
schut zijn werk gedaan en zijn tijd gehad
heeft.
Niets is minder waar.
Er moge dan meer belangstelling en aan
dacht gekomen zijn voor de leefbaarheid
van Nederland, waarin de gebouwde
omgeving tegenwoordig een plaats heeft
gekregen gelijk aan die, welke 'groen' al
lang inneemt, waakzaamheid blijft gebo
den. Er zal altijd een waakhond nodig
blijven, die aanslaat, wanneer onverla
ten ons erf trachten binnen te dringen.
Het staat Heemschut op het lijf geschre
ven die rol te vervullen, al 70 jaar en nog
70 jaar.
door H. J. L. Vonhoff,
commissaris der Koningin in de
provincie Groningen; voorzitter van de
Nationale Contactcommissie
Monumentenbescherming (N.C.M.).
Bond Heemschut 70 jaar. Voor iedereen
die geïnteresseerd is in monumenten een
reden om na te gaan, wat dat voor de
monumentenbescherming in ons land
heeft betekend. Het aandeel van de
Bond Heemschut is daarin immers niet
gering geweest. Zonder andere belang
rijke verenigingen en organisaties op
dit gebied te kort te doen kan geconsta
teerd worden, dat Bond Heemschut en
monumentenzorg synoniemen zijn ge
worden. Het is niet onbegrijpelijk, dat in
IV:'1%'-^
164