zoals kerkvoogdenkamer, kapel, consis toriekamer, zakkendragershuisje en in gangsportalen; restauratie van oude en het aanbrengen van nieuwe glas-in-lood- ramen en de bouw van een kapel achter het koor. Hiermee is men tot 1953 doen de geweest, maar toen - na een halve eeuw met enige onderbrekingen - was de restauratie in feite toch niet voltooid! In die periode hebben de herstelkosten ruim één miljoen gld. bedragen. In 1955 had Pierre Cuypers voor onder delen nog 300.000 nodig. Al ras bleek, dat de toestand waarin het gebouw zich bevond, meer restauratie noodzakelijk maakte. In 1958 diende Pierre Cuypers een plan in, dat op 827.630 werd be groot; een rijkssubsidie van 50% werd toegezegd, overigens onder de medede ling, dat dit bedrag pas in 1964 betaald zou worden. Nog weer een jaar later ver hoogde het Rijk het subsidie overigens tot 65%. Hoe slecht de toestand waarin het gebouw verkeerde in feite was, kan wor den geïllustreerd met de mededeling, dat het bij regen op de kansel even nat werd als daar buiten. In 1964 werd aan het aannemersbedrijf Woudenberg en Zn. te Woudenberg de restauratie-opdracht verstrekt. Intussen was in 1963 een brok natuursteen uit de toren op straat terecht gekomen, zodat het noodzakelijk werd onmiddellijk een steiger om de toren op te richten. De vier zware luiklokken in de vierde geleding van de toren werden tijdelijk verwijderd. Van het carillon werden vele klokken 203 vervangen; thans doen nog 14 Hemony- klokken dienst en 35 nieuwe klokken, vervaardigd door de firma Eysbouts. Te- samen met een aangekoppelde luiklok bestaat het carillon nu uit vijftig klokken. Tijdens het begin van de restauratie kwam er nog een kink in de kabel: het architectenbureau Cuypers werd opge heven en toen werd ir. T. van Hoogevest te Amersfoort met de restauratie belast. Na het herstel van de toren werd het werk aan de lichtbeuk voltooid. Trekbal- ken werden geheel of ten dele vervangen. In plaats van houten trekbalken werden ijzeren aangebracht, die van een passende houten bekleding werden voorzien. Metselwerk werd hersteld en de muren werden opnieuw gepleisterd. Ook de zuidelijke koorgang onderging een in grijpende restauratie. De kerkeraadska- mer werd uitgebroken en nieuwe funde ringspalen werden aangebracht. Tijdens het werk trad ook nog een explosie van huiszwam op, die bestrijding dringend noodzakelijk maakte. In plaats van de ge noemde ƒ827.000 was bijna 1,4 mil joen nodig. Daarmee was de eerste fase van de restauratie, die in 1964 was begon nen afgesloten. Voor de voortzetting van het werk werd een nieuwe begroting ge maakt: kosten 4,3 miljoen. Die finan ciering heeft veel hoofdbrekens gekost met talrijke verwikkelingen, waaraan we maar voorbij zullen gaan. Het heeft er tijdens die tweede fase overigens naar uit gezien dat het werk moest worden stop gezet omdat de financiële middelen ont braken. Naar mate de jaren voortschre den werden de kosten natuurlijk ook ho ger. In 1972 kwam men op een bedrag van 8.340.000 uit, maar op basis van een totaal plan voor de derde fase werd op een uitgave van 13.000.000 gere kend. Inmiddels was bij het herstel van de dakvoeten veel gescheurd of door zwam aangetast beeldhouwwerk aan de steun- klossen vernieuwd door de Goudse beeldhouwer J. van der Vliet. Bij het her stel van de houten tongewelven werden door hem nieuwe rozetten gestoken. De gewelven werden in de oorspronkelijke groene kleur geverfd, waardoor het ac cent op de gebrandschilderde ramen valt. Een in 1778 gebouwde koorkansel - ook wel academische kansel genoemd - werd

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1980 | | pagina 25