de grondverzetmachines door tot in de raadszaal, waar men zich zojuist gebogen had over de nieuwste plannen. Daarop stonden ontwerpen voor hoge torenflats aan brede en rechte boulevards, kantoor gebouwen en showrooms, omgeven door ruime gazons. De Nijmegenaar, die de benedenstad alleen maar kende als een krottenwijk met veel sociaal leed, het het allemaal gelaten over zijn kant gaan. Per slot was alles beter dan dat. Er werd dan ook nauwelijks geklaagd, toen panden met gotische bouwfragmenten, enkele waardevolle trapgevels en gevels met ge zwenkte contouren, naast ontelbare oude lijstgevels met de grond gelijk gemaakt werden. Wie de gemeente van barbaris me beschuldigde, werd gewezen op de 1 PRIEMSTRAAT MET GEZICHT OP DE BOUW VAN DE STADSSCHOOL. OP DE ACHTERGROND DE ST. STEVENSKERK 2 DE 'HOEKSTEEN VAN DE MARKT'. GESLOOPT IN 1980 3 HET HOOFDZAKELIJK UIT DE 16 e EEUW DATERENDE ACHTERHUIS AAN DE VINKENGAS. GESLOOPT IN 1978 met zorg gerestaureerde Stevenskerk, op de waag, het raadhuis of de kapel op het Valkhof. Stuk voor stuk monumenten van hoge kwaliteit. En ook in de bene denstad kon men niemand van blinde sloopwoede betichten. Had men daar im mers niet het laatgotische Besiendershuis en het iets jongere Brouwershuis gere staureerd en kosten noch moeite gespaard om van het vervallen voormalige klooster der Johannieter Orde een kultuurtempel van formaat te maken? Waarbij overigens opgemerkt dient te worden, dat deze zo genaamde Commanderie volgens de ge meentelijke plannen voor de sloop be stemd was. De succesvolle restauratie en herbouw van de Commanderie leek een keerpunt te gaan worden in de lijdensweg van de benedenstad. Toen, aan het begin van de jaren zeventig, werd ineens duidelijk, wat men had aangericht met het 'beleid' van slopen bij het gelijktijdige behoud van een enkel monument. Stevenskerk en Com manderie, Brouwers- en Besiendershuis waren werkelijk tot 'monumenten' ge worden in de ouderwetse betekenis van het woord. Men had ze gemaakt tot ge denkstukken van geschiedenis en kunst, omgeven door frissse gazons en rozestrui- ken, gepresenteerd als objekten voor zichzelf en daartoe opzettelijk geïsoleerd van hun historische en architektonische kontekst. In kringen van monumenten zorg was daarentegen langzamerhand het idee gegroeid, dat een stedelijk architek- tonisch monument beter tot zijn recht komt, wanneer de historisch gegroeide 193 omgeving intakt blijft, ook wanneer die van mindere kwaliteit is. Als die omrin gende bebouwing verdwenen is, zoals in Nijmegen vaak het geval, moet ervoor gezorgd worden, dat die kerk, dat histo rische huis, die oude straatwand weer zó beleefd kan worden, zoals dat in de oor spronkelijke situatie mogelijk was. De benedenstad moest dus herbouwd wor den. Dat was voor velen een duidelijke zaak. De vraag was echter, nu er zoveel van het oude bouwbestand verdwenen was: op welke manier? Door de konfrontatie met het succes van de Commanderie leek de Nijmegenaar zijn oude benedenstad te herontdekken. Het eerst verschenen er in het gehavend straatbeeld de fotografen, de tekenaars en de schilders, voor wie de kapotte huizen aan de smalle gassen menig stemmings beeld opleverden. Al snel volgde ook de geïnteresseerde burger. Misschien kwam het door een groeiend historisch besef, door een nostalgisch verlangen naar de sfeer van een oude stadsbuurt of was het uit onvrede met de grootschalige nieuwbouwwijken, die Nijmegen om ringen, maar de roep uit de bevolking om behoud en verbetering van het bestaande drong door tot de gemeenteraad. En deze dacht, nadat alle eerdere plannen spaak gelopen waren, hoe langer hoe minder aan kantoorflats en steeds meer in de richting van kleinschalige woningbouw. Toen de minister van C.R.M. de benedenstad in 1974 aanwees als be-

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1980 | | pagina 15