u 4 m BgP ips iL m 'JMJ 192 muur, die hoger en hoger wordt. Het wachten is op ramen en deuren, maar die willen maar niet komen. De muur wordt steeds hoger. Dan gaan de mannen weg. De muur blijft staan. Wanneer de man met de tekenstift zijn blik langzaam naar het westen laat glijden, ziet hij, dat de mannen met de mokers ook daar zijn geweest. Hij kan de lijnen, die hij begon nen was, niet meer voltooien. Zijn mo tiefis weg. Indien onze tekenaar de moeite genomen had de rivier over te steken om alles eens van dichtbij te bekijken, was hem beslist duidelijk geworden, waarom hij haast had moeten maken met zijn werk. Hij zou gezien hebben, dat die statige huizen van de overzijde in werkelijkheid uitge woonde krotten waren met lekkende da ken en verrot houtwerk. En dat op veel plaatsen al gesloopt was of dichtge- plankt. Wat men tijdenlang vanaf de Lentse oever gezien had, was slechts een dekor uit bordpapier geweest. De schijnbaar onovergankelijke schoonheid was als bij een wormstekige vrucht van binnenuit uitgehold. Aan onderhoud en herstel was al sinds jaar en dag niets meer gedaan en sloop leek toen, in de vijftiger en zestiger jaren, de enig verstandige en logische reaktie. Wie nu Nijmegen vanuit het noorden nadert, ziet zelfs geen bordpapieren dekor meer. De slopers hebben er lang over gedaan, maar ze hebben hun vak serieus verricht. De huizen zijn weg, het plaveisel van de straten klimt doelloos tegen de hellingen naar bovenDe Grote Straat, die eeuwenlang vele zuiderlingen uitgeleide naar het noorden had gedaan, en omgekeerd, de Noord-Nederlander met haar kroegen, koffiehuizen en andere éta blissementen ontvangen had, leidt al jaren niet meer naar de aanlegsteiger van de veerpont. Het geroezemoes van reizigers en kooplieden verstilde er: slechts één huis bleef staan. Boven de gewelfde kelders van de ge sloopte stad legde men een overvloedige asfaltmat met witte strepen. Wat bomen en struiken plantte men om de aange richte schade te verhullen. Een hoge muur van tiental meters, die het oostelijk deel van de stad doorsnijdt, is het enige bouwwerk, dat gedurende decennia tot stand kwam. Kaal en massief rijst hij uit de bodem op. Bedoeld als grondkering maakte hij deel uit van de ambitieuze ge meentelijke herbouwplannen uit de vijftiger jaren, maar verder dan dit 'mons trum' is men nooit gekomen. Zijn poëti sche naam 'Het Groene Balcon' kan het fiasko van de bouw ook niet verbloemen. De volkse benaming 'Klaagmuur' is in ieder geval beter op zijn plaats in dit stads deel, waarvoor met de regelmaat van het schrikkeljaar herbouwplannen ontwik keld werden, maar waar slechts gesloopt werd in plaats van gebouwd. Dit stadsdeel, Nijmegens oudste kern, eens een havenkwartier en handelswijk, maar ook een overbevolkt woongebied, heet de benedenstad. Hier ligt de oercel van het burgerlijke Nijmegen, beneden aan de voet van het Valkhof. De archeoloog kan u er wijzen, waar he den ten dage nog Romeins muurwerk aan de oppervlakte komt. De fundamen ten van een kerk, behorende bij een dertiende-eeuws nonnenklooster, wer den onlangs ontgraven. De grafkelders onder de vloer waren helemaal intakt, sommige van binnen beschilderd met ro de kruizen. EEerbovenop hebben genera ties Nijmegenaren geleefd, in huizen, zo oud, dat men zich moeilijk kon voorstel len, dat er voordien andere gestaan heb ben, die nog ouder waren. Dit stadsdeel is zo eigen, dat de stegen er 'gassen' heten en Nijmegen zelf'Nimwegen'. Het was vergelijkbaar met het Stokstraatkwartier van Maastricht en het Bergkwartier van Deventer. Maar terwijl daar bestuurders en burgers de handen ineen sloegen om hun oude stad voor de ondergang te be hoeden, klonk in Nijmegen het geluid van de slopershamer en het gegrom van

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1980 | | pagina 14