Het Oude Hof: een aanvulling .d.W 98 (11 stuks) en Egmond aan de Hoef (13 stuks) nog hun volledige originele glas verzameling, bij welke Edam eigenlijk toegevoegd mag worden. Van die vier kerken is de Grote of St. Nicolaaskerk gezegend met het rijkste glazenbestand. Aan deze glazen op zich behoefde niets gerestaureerd te worden; wel zijn de ijze ren brugstaven door brons vervangen en werden roodkoperen windroeden aange bracht, werk van Bogtman te Haarlem. Tenslotte nog iets over het orgel in de St. Nicolaaskerk. In 1662 kreeg Barent Smit, organist en orgelmaker te Hoorn opdracht een nieuw orgel te bouwen. Een jaar later werd het opgeleverd. Het bezat toen een manuaal of hoofdwerk met vijf of zes registers en een rugpositief met tien registers. Een belangrijke ver bouwing vond plaats in 1716, uitgevoerd door de orgelmaker Matthijs Verhofstad uit Gemert. Hij maakte een nieuwe windlade voor het manuaal, voegde een aantal registers toe en veranderde enkele registers op het rugpositief. Na deze werkzaamheden bezat het orgel twintig registers. In de loop der eeuwen zijn er nog verschillende herstelwerkzaamhe den aan het orgel uitgevoerd, Bij de thans uitgevoerde restauratie door Flentrop orgelbouw te Zaandam en met advies van dr. M. A. Vente te Utrecht en Jan Jongepier te Purmerend - was er alleen van technisch herstel sprake. Zo werden nieuwe klavieren gemaakt in de stijl van 1716. En dit is dan het verhaal van een 17 jaar durende restauratie door Huurman in Delft als hoofdaannemer uitgevoerd - waarbij veel vakmanschap en ambachte lijke bekwaamheid te pas zijn gekomen. Voor het eerst in de vele jaren, waarin ik 'Heemschut' vrijwel van A tot Z pleeg uit te spellen, meen ik te moeten constateren dat aan uw lezers enkele ter zake dienstige gegevens worden onthouden. En dit dan ook maar meteen in duplo, te weten, in beide, overigens in ieder opzicht bewon derenswaardige hoofdartikelen in de de zer dagen ontvangen aflevering (maart 1980). 1°) Naar aanleiding van de Nieuwe Kerk wordt weliswaar op blz. 47 (eerste ko lom) Vondel geciteerd, maar in het over zicht 'en grisaille' van wat er zich allemaal heeft afgespeeld mis ik de vermelding dat hijzelf er op 8 februari 1679 begraven is, en dat zijn schedel met wat er verder nog van zijn gebeente over was op 19 januari 1870 is 'geschouwd' en op dezelfde plaats herbegraven in een gloednieuw kistje (zie J. A. Alberdingk Thijm Portretten van Joost van den Vondel). Al sedert mijn eer ste bezoek aan de Nieuwe Kerk, aanzien lijk meer dan een halve eeuw geleden, heb ik mij afgevraagd of bij koninklijke inhuldigingen en dergelijke plechtighe den ongegeneerd over dat graf heen gelo pen (zo men wil 'geschreden') of erbo venop gezeten werd. Naar mij tot mijn geruststelling werd verzekerd, bestaat hiervoor thans geen gevaar meer, want bij de recente restauratie is dat kistje uit 1870 in de muur ingemetseld. Ik neem aan dat deze informatie juist is1), maa; waarom het dan niet even erbij vermeld? Ik meen toch wel te mogen aannemen dat het percentage Nederlanders voor wie de naam Vondel nog iets betekent onder de leden van Heemschut wel ietwat hoger ligt dan onder het gros der bevolking, dat verleden jaar zijn driehonderdste sterfdag onopgemerkt heeft laten voorbijgaan. 2°) Tegen het slot van uw uitermate boei ende (vervolg-)artikelover het Oude Hof vernemen wij dat 'vrijwel geen en kele hoofdbewoner' heeft nagelaten er zijn stempel op te drukken, en uit de context waarin u dat zinnetje plaatst, hoop ik te mogen opmaken dat van al die stempelafdrukken wel iets bewaard is ge bleven. Enige argwaan dienaangaande wordt echter bij mij gewekt door de sprong in de tijd, die u maakt onderaan kolom twee op blz51de sprong dus van Jacob van Campen naar de zo moeizaam ploeterende Ziesenis. Waar u aldus doende namelijk dwars overheen springt, is de als historische fi guur veruit belangrijkste bewoonster (al thans vóór de vestiging van het Konink rijk), Frederik Hendriks weduwe Amalia van Solms. Afgezien van haar zomerrei zen naar de daartoe bestemde verblijven heeft zij van 1647 af het gerenoveerde 'Hof bewoond tot aan haar dood in sep tember 1675. Dat is dan ruim twee jaar na het 'herstel' van haar kleinzoon Willem III in de waardigheden van zijn voorou ders, maar daaraan voorafgegaan was het welbekende 'eerste stadhouderloze tijd perk', de ruim twee decennia, waarin de continuïteit in de Oranjetraditie zorgvul dig werd behoed door de prinses grootmoeder vanuit die woonstee aan het Noordeinde. Dat het 'Oude', maar, door Van Campen gefatsoeneerde, in fei te nieuwe Hof zodoende in het Den Haag van die dagen als een politiek centrum van de eerste orde kan worden aange merkt, spreekt wel vanzelf. Zelfs Jan de Witt, de exponent bij uitstek van de partij die Oranje in eclips wenste te houden, kwam er zo nu en dan op alleszins cour- toise wijze met de oude prinses overleg plegen. Het meubilair en de verdere be zittingen, die deze om zich heen had, vormen een der belangrijkste bestandde len van het eerste deel der door S. W. A. Drossaers en Th. H. Lunsingh Scheurleer uitgegeven Inventarissen van de inboedels in de verblijven van de Oranjes, een lijvig boekdeel, dat aan verschillende leden van Heemschut niet onbekend zal zijn. Wel nu, van velen hunner durf ik te veron derstellen dat het hen wel zal interesseren erbij te vernemen hoeveel er nog over is van de appartementen, waarin dit alles stond opgesteld en werd bewaard.2) prof. dr.J. J. Poelhekke (ja\ red. Ft.) 2) Tijdens de Franse overheersing is al het meu bilair uit het paleis 'verdwenen', (red. Ft.)

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1980 | | pagina 27