voederopslag, werkzaamheden en wo nen) en twee smalle zijbeuken t.b.v. stal ling, opslag en zuivelbewerking. Deze driedeling heeft als achtergrond de houtskelet-konstruktie van ankerbalk- gebinten, welke bouwwijze eeuwenlang heeft standgehouden. De materialen waaruit deze gebouwen werden opge bouwd, waren met uitzondering van het duurzame houtwerk (houtskelet, kozij nen, ramen, deuren en luiken) in de streek voorhanden: rivierklei voor de baksteen en riet voor de dakbedekking. Vanaf het einde van de 18e eeuw werden de bouwmaterialen ook wel van elders ingevoerd. Bij veranderingen in het produktieproces werd sinds eeuwen de bestaande bebou wing aan dit proces aangepast; dit is bijv. duidelijk te zien aan de krukhuizen: een dwarsuitbouw aan het langhuis ter plaat se van de voorgevel als gevolg van een vergroting van de veestapel en de daar mee samenhangende zuivelbewerking (tweede helft 18e eeuw). Nieuwbouw gebeurde altijd harmonisch zowel in kleuren, vormgeving als in situering en materiaalgebruik. Als kenmerkende de tails, in bouwkundig opzicht, van de hierboven beschreven boerderijen zijn te noemen: de lage zijgevels, de afgewolfde daken met 40% dakhelling, de tuitge- vels, de fraai bewerkte overstekken, de in de gevels afleesbare driebeukopzet,de hoge stoepen, de opkamers, de water- of vloedzolders, de 19-eeuwse engelen- of drieluikkozijnen. Kenmerkend zijn ook de bijgebouwen als: hoenhok, bakhuis, buitenplee, hooi berg, kaaiberg enz. Vooral vanaf het einde van de 18e eeuw werden er ook niet-agrarische gebouwen aan de lintbebouwingen toegevoegd: de stenen dagloners- .of daggclderswonin- gen, het dokters- en notarishuis met soms een bediendenwoning en koetshuis, de rentenierswoning. De oudste gebouwen zijn meestal opge bouwd uit rode kloostermoppen, geel rood (oranje-rood) genuanceerde tot gele Dordtse drielingen of geel-rood tot gele IJsselsteen. Ook werd wel rode Rijnsteen toegepast. Bij de 18e-eeuwse bebouwing werd veelal de rode Utrechtse- of Vecht- steen gebruikt. De agrarische bijgebouwen en de bur- gerbouw zijn meestal van een pannendak voorzien in de kleuren oranje-rood of blauw-grijs. De kozijnen werden wit (of gebrokken-wit tot crème-geel) geschil derd, terwijl de ramen, deuren en luiken een fris groen uiterlijk kregen. De spat- plinten zijn meestal blauwgrijs geschil derd, ook kwam wel helderblauw of zwart voor. Aanvankelijk werden ze ge- blauwseld of geteerd. De houten gebouwen werden meestal zwart geteerd met uitzondering van de boenhokken, die meestal groen werden geschilderd met een versiering in wit. Na 1945 deed zich een aantal ontwikke lingen voor die van grote invloed waren op het platteland: de verstedelijking, de ontsluiting van het platteland (twee pro vinciale wegen in de jaren '50) en de mo dernisering van de landbouw: de rationa lisering en de mechanisatie. Een deel van de boeren ging zich toeleggen op de zgn. veredelingsproduktie, ofwel in de rundveehouderijg, ofwel in de vorm van opfok- en mestbedrijven, waarbij nieuwe bedrijfsproblemen ontstonden, zoals de ligboxstal, de buiksilo en de to rensilo. Ruilverkaveling werd het instrument, waardoor de produktie-omstandigheden zouden kunnen worden verbeterd, met echter ingrijpende gevolgen voor het landschap. Het is vooral de schaal en het tempo van deze 'modernisering' die het karakter en de verscheidenheid van de streek in ster ke mate aantasten. Naast de ontwikke lingen in de landbouw (de afbraak of ver bouwing van boerderijen, de bouw van 5 C.ERIEFBOSJE IN VERVAL; ACHTERSTALLIG ONDERHOUD; BIJNA DICHTGEGROEIDE SLOTEN, WAARDOORHETVEE VRIJSPEL KRIJGT OM DE NOG RESTERENDE BEPLANTING AAN TE VRETEN FOTO; WBL 5 DOOR WEGVERBREDING (TEN KOSTE VAN DE OUDE DIJKSLOTEN) EN BOUW VAN TWEEDE BEDRIJFSWONINGEN DREIGT HET SPECIFIEKE KARAKTER VAN DE LINTBEBOUWING VERLOREN TE GAAN, LOOPIKERWEG-WEST, LOPIK FOTO: SCHOONHEIM

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1980 | | pagina 24