Monumentenbeleid in Doetinchem krijgt
nieuwe impuls
DOETINCHEM
Het tij lijkt te keren in Doetinchem, waar tot
midden zeventiger jaren van deze eeuw
meedogenloos de sloophamer is gehanteerd
Er is zicht op een gemeentelijke
monumenten verordening en dat is plezierig
nieuws voor een gemeent die zwaar gehavend
uit de oorlog kwam, maar in de zestiger en
zeventiger jaren weer oorlogsbeelden opriep
bij de ontwikkeling van het Oude IJsselstadje
tot streekcentrum voor Oost-Gelderland.
De 'vernieuwing-is-vooruitgang-drang'
die zich van de toenmalige gemeente
bestuurders meester maakte ontketende
een saneringsdrift zonder weerga. Tal
van karakteristieke panden (vooral laat-
19e-eeuwse bouwwerken) sneuvelden
voor verkeersvoorzieningen, moderne
winkelcentra en de bouw van een zeer de
omgeving dominerend gemeentehuis. In
het voormalig schependom buiten de
stad verdwenen Saksische boerderijen
voor nieuwe woonwijken. De sloopijver
was dusdanig dat zelfs de inmiddels gere
staureerde Walmolen er in 1961 bijna aan
moest geloven. Het raadsbesluit tot af
braak was al genomen...
De reddingsactie voor deze ronde stenen
stellingmolen, op het enig overgebleven
gedeelte van de stadswal, was nog een
incidentele gebeurtenis. Pas 16 jaar later
kon gesproken worden van een zekere
kentering in het Doetinchenrse sloop-
djdperk. Nu, anno 1980, zegt het huidig
college van burgemeester en wethouders
niet onwelwillend te staan tegenover een
gemeentelijke monumenten verorde
ning. Een gewijzigd bestuursinzicht, dat
mede te danken is aan de activiteiten van
de in 1976 opgerichte oudheidkundige
Kring Deutekont. Bij de gemeente ligt
thans een interim-rapport van deze
kring, waarbij 123 objecten worden
voorgedragen voor bescherming in de
zin van een gemeentelijke monumenten
verordening.
'Deutichem of Doetinchem is een klein
steedje, twee uuren gaans boven Does
burg, aan den ouden IJssel gelegen. Het
heeft vier Poorten, de Gruit Poort, de
Homburger Poort, de Waterpoort en de
Heesen-of Hessen Poort, en is met eenen
muur omringd. Voorts heeft het dubbele
graften en een aarden Wal.'
Zo beschijft Isaak Tirion, Amsterdams
boekverkoper 'op den Nieuwendijk bij
den Dam' in 1740 Doetinchem. Het stad
je telt dan 300 huizen en 655 ingezetenen
boven de 15 jaren, 'die hoofdgeld betalen
moeten'. 'In 't Rigter-Ampt van Deuti
chem bevinden zich ook omtrent zo veel
Persoonen, doch maar tweehonderd hui
zen.'
Anno 1980 is van een historisch beeld
nauwelijks nog sprake. Doetinchem telt
dan (met het dorp Gaanderen en 4 buurt
schappen mee) ruim 36.000 inwoners en
is het geografisch, economisch en cultu
reel centrum van de Achterhoek. Een
moderne dynamische gemeente, rijk
door natuurschoon omgeven, maar met
een geschonden hart. Twee grote bran
den, herhaald krijgsrumoer binnen de
poorten en de Tweede Wereldoorlog met
daaropvolgende groeisyndromen laten
van oud-Doetinchem weinig heel. De
opvulling van open gaten in het gevelpa
troon is praktisch en zakelijk, vooral de
laatste 15 jaar zonder gevoel voor histori
sche verhoudingen. De 10 rijksmonu
menten (waaronder 2 kerken, 3 molens,
'n stadsgevangenis, kasteel De Slangen
burg en havezathe Hagen) zijn over de
hele gemeente gespreid en datzelfde kan -