JJessurun: Waarom een herinventarisatienota?
m
Tweede inleider op de Nationale Monumen
tenstudiedag in Utrecht was de heer J. Jessu
run, hoofddirecteur van de Rijksdienst voorde
Monumentenzorg. Volgens art. 20 van de
Monumentenwet kunnen door de ministers
van CRM en van VRO ensembles in steden
en dorpen worden beschermd. De Rijksdienst
voor de Monumentenzorg als uitvoerend en
adviserend orgaan van de minister van CRM
heeft ten behoeve van het beschermings/aan-
wijzingsbeleid een Nota Herinventarisatie
van te beschermen stads- en dorpsgezichten
opgesteld.
Waarom zo'n Nota Herinventarisatie?
Omdat in de loop der jaren gebleken is:
a) dat, nadat oorspronkelijk vooral gelet
is op visuele kwaliteiten, ook de struc
tuur van het gebied en de functionele
aspecten evenzeer een belangrijke rol
spelen;
b) dat een aantal oorspronkelijk in prin
cipe beschcrmenswaardige ensembles
sedert de zestiger jaren dusdanig is
verstoord, respectievelijk aangetast,
dat bescherming thans geen zin meer
heeft.
Ontvolking van (binnen)steden en dor
pen kan ten gevolge van functieverlies
of-verandering funeste gevolgen hebben
voor het behoud van architectonisch
erfgoed. Het is met dit gegeven voor
ogen de moeite waard om op te wekken
tot herbezinning op bestaande visies over
scheiding tussen wonen en werken, wel
ke somtijds minder uit maatschappelijk
maar veeleer uit commerciële overwe
gingen oneigenlijk worden misbruikt.
Het ter zake van bescherming van stads
en dorpsgezichten gevoerde beleid dient
nauwer verweven te worden met het be
leid op andere terreinen, terwijl boven
dien een actievere rol van provincie en
gemeente in dezen wenselijk en noodza
kelijk is.
Na de betrekkelijk passieve maatregel
van bescherming van stads- en dorpsge
zichten is het noodzakelijk dat zo spoedig
mogelijk daarna uitvoeringsplannen
worden opgesteld om tot een actief be
leid in dezen te geraken.
Instandhouden van beschermde stads-en
dorpsgezichten is meer dan stads- of
dorpsvernieuwing alleen. Derhalve is hét
actieterrein groter dan dat van de woon
huisvernieuwing - hoe belangrijk ook -
alleen. Dit laatste houdt in dat volkshuis-
V.I.AA
ST. ANTHONIESSLUIS TE AMSTERDAM;
OUD EN NIEUW 13IJ ELKAAR
FOTO: E. R. VAN BREDERODE
vesting en cultureel-historische belangen
zeer vaak parallel kunnen lopen doch
lang niet altijd identiek zijn dan wel van
dezelfde aard en omvang. Met het oog
hierop is het van belang dat in het ko
mende Wetsontwerp op de Stadsver
nieuwing aan deze belangen in voldoen
de mate aandacht wordt geschonken.
Nog afgezien van het feit dat doorgaans
een onderscheid gemaakt kan en moet
worden tussen de nationale, de regionale
en de locale waarde van een ensemble,
dient de gangbare opvatting, dat de con
sequenties van bescherming uitsluitend
een Rijksverantwoordelijkheid zijn, te
worden bestreden. Hoe ook de uitwer
king van decentralisatiemaatregelen mo
ge zijn, er kan worden vastgesteld dat
provincies en gemeenten zich nog maar
nauwelijks bewust lijken te zijn van de
bestaande mogelijkheden op het onder
havige terrein, o.a. zoals vermeld in de
Monumentenwet.
Naast financiële steun van het Rijk is het
noodzakelijk dat ook de gemeenten zelf
financiële offers brengen voor de in
standhouding. Tot dusverre is dat nau
welijks het geval, ondanks alle onderstre
ping van in het geding zijnde waarden.
Het is noch mogelijk noch juist dat de
lasten alleen door de Rijksoverheid ge
dragen worden.
Omdat zowel analyse van waardevolle
gezichten als de aanwijzingsprocedure en
de daarop volgende bestemmingsplan
procedure veel tijd vergen, moet het
wenselijk worden geacht:
a) dat met grote spoed wettelijke maat
regelen worden genomen die in dit
verband ongewenste ontwikkelingen
kunnen bijsturen dan wel voorko
men. Nadere afstemming van de Mo
numentenwet en de Wet R.O. op el
kaar lijkt daarbij ook noodzakelijk;
b) dat gemeenten en provincies in hun
beleid anticiperen op de wettelijke be
scherming, zowel in bestuurlijk als in
financieel opzicht.
Tot nu tot is door tijdsgebrek onvol
doende aandacht besteed aan 19de en
20ste-eeuwse waardevolle objecten en
ensembles. Op korte termijn zal door het
Rijk, provincies en gemeenten gezamen
lijk moeten worden bezien welke beleids
maatregelen moeten worden genomen
om toekomstige potentiële bescher-
menswaardige ensembles niet bij voor
baat te laten verstoren door onnodige en
ongewenste ontwikkelingen
Het Rijk heeft ten behoeve van het in
standhouden van cultuur-historische be
langen een voortrekkersrol op het terrein
van kennisbundeling en overdracht. In
het bijzonder geldt dit bij het aangeven
van de essenties der in het geding zijnde
waarden bij beschermde stads- en dorps
gezichten. De Rijksdienst zal in de toe
komst ruime aandacht schenken aan het
geven van voorlichting over en toe
lichting op aanwijzingsvoorstellen.