kennelijk ook in de 16e eeuw, want nau
welijks een jaar later werd het huis aan het
Noordeinde opnieuw verkocht, maar
toen voor 6200 ponden. Eigenaresse
werd Adriana van Persijn, weduwe van
de heer Van Brandtwijk. Samen met haar
broer Pieter liet zij het huis geheel ver
bouwen en verfraaien, geen overbodige
luxe want vooral het interieur moet er
nogal verwaarloosd hebben uitgezien.
Bij die 'restauratie' verloor het huis gro
tendeels zijn middeleeuws karakter. Het
werd toen bekend als 'de huysinghe van
Brandtwijk'. Het staat afgebeeld op een
groot schilderij van een onbekende mees
ter; het is te zien in het Haagse Gemeente
museum. Men onderscheidt er een
hoofdgebouw met naar de weg toege
keerd een gotische trapgevel met pina
kels en daarbovenuit een toren met dub
bele spits; verder tegen de zijkant een on
diepe vleugel met een wat lagere trapge
vel en achteraan links nog een vleugel of
los bijgebouw met een dakkapel en daar
op nog een klein spitsje.
Veel hebben de Brandtwijks niet in het
Noordeinde gewoond. In de roerige tijd
waarin zij leefden, gaven zij kennelijk de
voorkeur aan Delft. Om financiële of an
dere redenen verhuurden de Brandtwijks
het huis aan het Noordeinde aan hoge
personages, totdat de Staten van Holland
het in eigendom verwierven. Dat was in
1595; de Staten hebben er 14.200 ponden
voor moeten neerleggen. Eerder hadden
de Staten de huur overgenomen van de
graaf van Hohenlohe ten behoeve van
Louise de Coligny die er met haar toen
7-jarige zoontje Frederik Hendrik introk.
De bouwkundige toestand moet toen op
nieuw te wensen overgelaten hebben.
Niettemin hield Louise de Coligny er een
levendige hofhouding op na met nogal
wat Franse gasten, waaraan het huis zijn
tijdelijke naam van 'Huysinghe Vranck-
rijk' ongetwijfeld te danken zal hebben
gehad. In 1609 besloten de Staten van
Holland en West-Friesland het vorstelijk
verblijf, dat intussen was uitgebreid met
aangrenzende huizen en grond, te schen
ken aan Louise de Coligny en aan Frede
rik Hendrik en 'syn wettelycke descen
denten' (nakomelingen) 'ter erkentenisse
van de grote offers in goet ende bloet',
die Prins Willem van Oranje voor 'de
vrijheijt ende welstant der Nederlanden'
had gebracht. Nog in hetzelfde jaar werd
21
VOGELVLUCHTTEKENING VAN HET OUDE
HOF IN 1616
HET PALEIS AAN HET NOORDEINDE;
GRAVURE UIT 'UESCHRIJVING VAN
'S-C.RAVENHAGE' nOORJACOli DE RIEMER
1729/'39
FOTO: GEM. ARCHIEF 'S-GRAVENHAGE
de huysinghe uitgebreid met de daar
achter liggende weide, groot vier mor
gen en éénhonderdtweeënveertig roe
den, gekocht van de Gasthuismeesteren
van het St. Nicolaas-Gasthuis. In 1640-
Frederik Hendrik was toen al lang ge
trouwd met Amalia van Solms - werd
het vorstelijk verblijf door Pieter Post
naar een ontwerp vanjacob van Campen
verbouwd. De toen geldende Hollandse
stijl is door een verbouwing in de 19e
eeuw tientallen jaren nauwelijks te her
kennen geweest. Een restauratie na de
brand in 1948 heeft de gevel weer het
aanzien van de vorige periode teruggege
ven. Maar nu lopen we toch op de ge
schiedenis vooruit.
Volgens een beschrijving uit de 17e eeuw
kwam men het paleis binnen via een rui
me entreehal met daarop aansluitend eni
ge zalen voor ontvangsten. Een houten
trap leidde naar de boven de hal gelegen
voorzaal met antichambres en kabinet
ten. Recht achter de voorzaal lag de grote
zaal, die nu balzaal heet, ongeveer 10 bij
25 m, door kruisvensters verlicht, met
'spiegelwerck ende cieraten' van schrijn
werker Azarias Maertens, een houten ge
welf met vijf vakken waarin vogels zijn
geschilderd, een schoorsteenstuk van
Willeboorts, voorstellende Eneas en Di-
do, en wanden behangen met 19 tapijten
van Pieter de Cracht. De passage naar de
aangebouwde trap was beschilderd door
Christiaan van Couwenbeerch. Pieter
Post werd in de uitvoering van de bouw
kundige werken bijgestaan door Mathieu
du Bus, die het beschilderen en vergulden
van zalen e.d. voor zijn rekening nam.
Voor de monumentale schoorsteenman
tels tekenden Pieter van Spaignen en
Barth. Dryffhout. Het interieur moet rijk
geweest zijn aan kostelijke meubelen en
een keur van schilderijen met bijbelse
voorstellingen, zeegevechten en portret
ten van Oranjes.
Over het exterieur lezen we dat een ver
guld ijzeren hek van sierlijk smeedwerk,
waarin drie doorgangen voor de koetsen
waren uitgespaard, het voorplein van het
oude Hof afsloot. Een bordestrap ver
leende toegang tot de boogvormige
hoofdpoort. De nissen in de vleugels wa
ren versierd met beelden en tropeeën.
Het was, aldus Jacob van der Does, het
'allerschoonst gebouw van onzen Haeg,
heerelijck verciert met koniglyke salen.'