Nationale
Monumenten
studiedag 1980
De garderobe is zeker niet een alledaagse.
Het is precies een tram en wordt door de
suppoosten dan ook wel 'lijn 2' ge
noemd. De bediende ervan behoeft maar
op een knopje te drukken en de jassen
draaien in de rondte. Van Kasteel zag
zo'n garderobe voor het eerst in Marcel
Breuers Whitney Museum in New York.
'Het is ontzettend ellendig als de electra
kapot is, want dan moetje dat kreng met
de hand draaien. Want ik ben zo stom
geweest dat ik het niet zo breed heb ge
maakt, dat je er langs kunt lopen. Dan
werd dat ding nog groter.' De garderobe
is van donker rookkleurig glas om de
jassen niet zo te laten opvallen8.
Slotopmerkingen
Van Kasteel heeft voordurend de leef
baarheid van het gebouwencomplex, zo
wel voor het publiek als voor het perso
neel verdedigd. Zo heeft hij ook aan de
personeelskantine, die zich op de zolder
van het museum bevindt, veel aandacht
besteed. De rest van de zolderverdieping
is helaas niet optimaal benut, maar dat is
vermoedelijk ook onmogelijk gezien de
talloze problemen die hieraan vastzitten
(men denke bv. aan de conditionering).
In het museum heeft Van Kasteel daar
waar vroeger geen ramen waren, wan
neer het de leefbaarheid ten goede kwam,
ze aangebracht. De door hem aange
brachte vide's zijn alle zeer geslaagd te
noemen.
Bij de restauratie van het voormalige
Amsterdamse burgerweeshuis zijn Van
Kasteel en Schipper (gesteund door Le-
vie) niet zozeer uitgegaan van het herstel
len in zijn oude vorm als wel van het
bestaande zo te restaureren en te innove
ren dat het voldoet aan zijn nieuwe func
tie. Volgens Schipper is er daardoor hier
en daar te weinig van het oude gebouw
terug te vinden. Daar men eigenlijk het
burgerweeshuisidioom kwijt wilde, heb
ben de gebouwen het eigen karakter niet
geheel bewaard. Zo zijn leuke slaaphok
ken, een achttiende-eeuwse keuken met
witte tegels, evenals een brouwerij waar
thans het restauratieatelier gevestigd is,
alle verdwenen. Dat zou volgens Schip
per nu niet meer kunnen gebeuren. Toch
is door de goede wisselwerking tussen
Van Kasteel en Schipper, de museumstaf
en de gemeentelijke instellingen, die alle
een zo goed mogelijk resultaat voor ogen
hadden, de restauratie van het burger
weeshuis en de gedeeltelijke nieuwbouw,
op een aantal uitzonderingen na, een
groot succes geworden.
J. F. Heijbroek
Noten
1. Meischke, R.: Amsterdam burgerwees
huis. 's-Gravenhage, 1975.
2. Carasso-Kok, M.Amsterdam historisch.
Bussum, 1975; Blankert, A. e.a.: Am
sterdams Historisch Museum, schilderijen
daterend van voor 1800; voorlopige cata
logus. Amsterdam, 1979.
3. De gegevens zijn ontleend aan een gesprek
dat de projectgroep Architectuur na 1945'
van de R.U. te Leiden o.l.v. drs. C. M.
Rehorst heeft gehad met Bart van Kasteel.
De auteur maakte deel uit van deze pro
jectgroep. Later heeft hij nog gesprekken
gehad met Jaap Schipper, Bob Haak en
dr. S. H. Levie.
4. Eind 1938 stelde Sandberg een rapport op
voor B en W van Amsterdam. Hierin deed
hij de suggestie het Burgerweeshuis te be
stemmen tot Amsterdams Historisch Mu
seum. Hij hoopte er de schuttersstukken,
de stijlkamers uit Amsterdamse grachten
huizen, de topografische verzamelingen,
het architectuurmuseum en het museum
voor tijdmeetkunde te kunnen onderbren
gen. Door de verschillende poortjes te slui
ten, zouden de gebouwen en binnenplaat
sen in open verbinding staan met de omlig
gende straten.
5. Zie Bouwkundig Weekblad 80 (1962),
p. 357-360.
6. Brinkgreve, G.Een nieuw Historisch
Museum. Heemschut 44 (1967), p. 33.
7. Dit is een afzettingsgesteenteafkomstig
van een gelijknamig eiland voor de
Zweedse kust. Het is rijk aan fossielen en
zeer slijtvast. Vroeger werd het öland,
waarvan verschillende kleurgradaties be
staan zoals grijs, groenig en rood, veel
voor kerkvloeren gebruikt. Thans is het
ook in het Rijksmuseum in de vloerbedek
king gebruikt en werd het juist vanwege de
reflectie voor het Amsterdams Historisch
Museum gekozen.
8. In het artikel 'A city and its history', ge
schreven door E. V. Gatacre en verschenen
in het Times Literary Supplement (nov.
28, 1975, p. 1426) wordt felle kritiek
geuit op deze garderobe.
De Nationale Contactcommissie Monu
mentenbescherming (NCM) organiseert
ook in 1980 weer een studiedag. Deze zal
worden gehouden op 5 maart a.s. in het
Jaarbeurs Congres- en Vergadercentrum
te Utrecht. Ditmaal wordt de studiedag
gehouden in samenwerking met het Ne
derlands Instituut voor Ruimtelijke Or
dening en Volkshuisvesting, mede in het
kader van de Europese stadsver
nieuwingscampagne.
De studiedag heeft als onderwerp: 'Mo
numentenzorg in de stads- en dorpsver
nieuwing, het zout in de pap?' Na een
welkomstwoord van mr. W. R. van der
Sluis, voorzitter van de NIROV en de
'jaarrede' van de heer H. J. L. Vonhoff,
voorzitter van de NCM, worden er inlei
dingen gehouden door prof. mr. R.
Crince le Roy, hoogleraar administratief
recht en bestuurskunde aan de rijksuni
versiteit te Utrecht, met als onderwerp
'Monumentenzorg, stads- en dorpsver
nieuwing' en door J. Jessurun, hoofddi
recteur Rijksdienst voor de Monumen
tenzorg, met als onderwerp 'Monumen
tenzorg en (beschermde) stads- en dorps
gezichten'.
De deelnemers aan de studiedag kunnen
zich daarna verdelen over zes werkgroe
pen. In de eerste werkgroep zal worden
gediscussieerd over de inleidingen. In de
tweede werkgroep komt het onderwerp
'Historische binnenstadsgebieden in gro
te steden' aan de orde. In de derde werk
groep zal gesproken worden over: 'Eind
19e-eeuwse, begin 20-eeuwse woonwij
ken met cultuurhistorische waarden'. In
de vierde werkgroep zal de discussie gaan
over: 'Kleine steden met een oude bin
nenstad'. De vijfde werkgroep gaat pra
ten over: 'Steden en dorpen met een min
of meer museaal karakter'. Tenslotte zal
de zesde werkgroep zich bezig houden
met het onderwerp: 'Levende dorpen
met cultuurhistorische waarden'. Na de
lunch zal prins Claus, ere-voorzitter van
de NCM de deelnemers toespreken,
waarna in plenaire zitting de conclusies
van de zes werkgroepen zullen worden
vastgesteld.