I
4 Museum te begeleiden. Hij werd daarin
onder meer bijgestaan door de conserva
tor B. Haak (nu directeur). In een zoge
naamde programmacommissie, door Le-
vie voorgezeten, werd het voorlopige
door Van Kasteel ontworpen schetsplan,
nader bestudeerd en waar nodig gewij
zigd. De belangrijkste vraagstukken wa
ren de juiste omvang en ligging van de
expositiezalen, de dienstafdelingen, het
restauratie-atelier en de depots. De situe
ring van de depots bleek bijvoorbeeld
nauw samen te hangen met de slechte
staat van de funderingen, de klimaatbe
heersing en de onmogelijkheid de oude
kappen voldoende te isoleren en
luchtdicht af te werken. Gekozen werd
voor het grotendeels onderkelderen van
het gebouwencomplex, gecombineerd
met het vervangen van de houten paal-
fundering door in de grond gevormde
betonpalen. In deze nieuwe kelders wer
den de verschillende depots en de klima-
tiseerinrichting ondergebracht.
Gezien de zeer slechte staat van de daken
en de goten is men, vooruitlopende op de
totstandkoming van het definitieve plan,
begonnen met het herstel ervan. Daarna
zijn de verschillende gebouwen waaruit
het complex bestaat, gerestaureerd. Aan
de hand van een rondgang langs enige
belangrijke delen van het gebouwen
complex wil ik nader ingaan op een aan
tal denkbeelden van beide architecten
over de restauratie en op de uitwerking
ervan.
Aan de jongensplaats ligt achter de ko
lomstelling met poortjes het restaurant
dat voorzien is van glazen puien. Dit was
vroeger een gymnastieklokaal met twee
verdiepingen bekroond door een
mansarde-kap. Aanvankelijk had deze
ruimte gediend als de boerderij van het
St.-Luciënklooster. Hoewel van de con
structie van de boerderij bijna niets meer
terug te vinden was, is bij de volledige
nieuwbouw van dit deel uitgegaan van
het oude constructieprincipe van een
houten skelet, zonder dit slaafs te volgen.
Allerlei hedendaagse elementen zijn toe
gevoegd. Het dak aan de kant van de
St.-Luciënsteeg is laag gehouden en
loopt dan hoog op. Dat is gedaan om aan
de achterkanten van de huizen aldaar vol
doende licht te geven.
Boven het restaurant liggen nu de staf-
vertrekken die via een galerij bereikbaar
zijn en van waaruit men zo in het restau
rant kan kijken. Deze ruimten staan di
rect in verbinding met het restaurant.
Een soortgelijke oplossing heeft Van
Kasteel toegepast bij de bibliotheek van
het Stedelijk Museum die door het res
taurant heen steekt5. Eén van Van Kas-
teels fundamentele opvattingen over ar
chitectuur is namelijk 'dat men verschil
lende functies die binnen een gebouw nu
eenmaal bestaan, probeert te verzoenen'.
Van Kasteel bedoelt hiermee dat mensen
die met een verschillend doel het gebouw
gebruiken, elkaar ontmoeten zonder dat
zij elkaar in hun eigen bezigheden storen.
Hij ziet het als zijn ideaal om daarvoor
een optimale atmosfeer te creëren in zijn
gebouwen. Daarnaast streeft hij bij het
gebruik van de constructies en de
techniek zoveel mogelijk naar een meer
voudige functie, vaak een dubbelfunctie.
Zo wordt de balustrade van de galerij
enerzijds gebruikt als borstwering, an
derzijds is er het airconditioningskanaal
aangebracht. Hier gaan dus twee func
ties, leuning en techniek, samen. Het
voordeel is dat het ruimtebesparend
werkt en dat de verschillende functies
herkenbaar zijn (wat betreft het laatste
vergelijke men het Centre Pompidou te
Parijs, waar dit principe in extremo is
toegepast).
De museumstaf en met name Levie heb
ben de architecten in het eerste concept zo
veel mogelijk de vrije hand willen geven
opdat zij een goed geoutilleerd museum