Got trost die siel H Op het kleine, stemmige kerkhofje van Ubbergen, dicht bij Nijmegen, bevindt zich onder de vele statige grafzerken van adelijke en voorname families er ook een, die de grafkelder van de Van Lyndens dekt, en waarop een voor menigeen vreemd aandoen de voorstelling is afgebeeld. Binnen een cirkel is een slang gebeeldhouwd, die erin slaagt met haar bek haar eigen staart te vangen. Het zal de slang natuurlijk nooit lukken haar staart te verorberen, want steeds als de bek, in een poging zijn prooi te ver schalken, een uitval naar voren doet, zal de staart eenzelfde stuk opschuiven. Het gevolg is, dat de slang zonder ophouden in een kring zal blijven ronddraaien. En de slang, een aards en dus tijdelijk wezen bij uitstek, wordt plotseling tot haar ei gen tegendeel: een levend perpetuum mobile. Zij verenigt in zich het tijdelijke met het eeuwige en werd daarom zonder twijfel door de opdrachtgever en de steenhouwer in deze merkwaardige hou ding op de zerk afgebeeld om de onein digheid van de ziel te symboliseren. Op de kring, die door de slang gevormd wordt, zijn de begrippen „geboren wor den", „opgroeien", „sterven", en „op nieuw geboren worden" allemaal ergens af te lezen. Ze vormen een gesloten ge heel, het één volgt uit het ander en ze maken alle deel uit van de eeuwige kringloop, van de oneindigheid. Uit deze symboliek komt duidelijk naar voren, dat de mens van vroeger een heel andere kijk op de dood had dan de mens van de moderne tijd. In toenemende mate zien Kerkhoven zijn begraafplaatsen, die rond een kerkgebouw liggen. Hoewel de kerk vaak beschermd is, is dat met het kerkhof bijna nooit het geval. Toch hebben ook zij een eeuwenlange ont wikkeling doorgemaakt en is de ge schiedenis van een plaats dikwijls aan stenen en zerken af te lezen. Wanneer de graven door een wilde begroeiing van bomen en struiken overwoekerd dreigen te worden, kunnen kerkhoven soms een wat onwerkelijk karakter krijgen met een heel aparte sfeer. He laas worden ze regelmatig opgeruimd, omdat ze geen dienst meer doen en ve len de aanblik van een kerkhof onpas send vinden. Hiertnee dreigt een kul- tuurverschijnsel te verdwijnen. 243 wij de dood, vaak ondanks een christelij ke levensovertuiging, als een eindpunt, maar vroeger zag men hem daarentegen veel meer als een fase in het bestaan. Het interessante is nu, dat we deze veranderde visie ook terugvinden in de gewoonten rond dood en begraven. In de laat-romeinse tijd was het, zoals elders, ook in onze streken de gewoonte de doden buiten de muren van de stad te begraven. De begraafplaatsen (grafvel den), die de bescherming van de staat genoten, lagen temidden van velden en akkers en waren vaak door middel van een omheining aan het oog onttrokken. Na de kerstening in de vroege middel eeuwen zien we echter een belangrijke verschuiving plaatsvinden. Alle heilig dommen en plaatsen met sakraal karak ter, die bij de Germanen steeds buiten de plaatsen van bewoning gelegen hadden, worden nu tot het middelpunt van het maatschappelijk leven en verhuizen van buiten de woongemeenschap naar een plaats midden in die gemeenschap. De i EEN GIETIJZEREN KERKHOFKRUIS UIT DE I9DE EEUW Ol' DE R.K. IJEGRAAFRLA ATS Ol' DEGEESTTEDEEK1) IJ NIJMEGEN Deel van de tekst op een grafkruis uit 1629 op het Kerkhof van Well (Noord-Lim- burg).

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1979 | | pagina 17