I
Het woonhuis behouden
De meeste steden met een enigszins uitgebreid bezit aan monumenten normen het werkterrein
van één of meer woonhuismonumentenrestaurerende instellingen. Maar ook veel plaatsen met
een relatief kleiner monumentenbezit hebben zo'n organisatie aan het werk.
Het doel van die instellingen is het restaureren van woonhuizen, die in de rijksmonumentenlijst
zijn opgenomen (of daarin opgenomen hadden behoren te zijn). De werkwijze kent echter
evenveel verschillen als er instellingen zijn; een voor de hand liggende zaak waar plaatselijke
omstandigheden en actieve, vaak enigszins eigenzinnige (tegen de stroom van onbegrip voor
oude stadskernen oproeiende), burgers elkaar ontmoeten.
Die verschillen betreffen allereerst de or
ganisatievorm: de meeste instellingen
hebben de stichtingsvorm, maar er zijn
ook naamloze vennootschappen, beslo
ten vennootschappen en verenigingen.
Enkele kennen nog het instituut van de
begunstigers of donateurs (dat zijn be
langstellenden die de instelling financieel
en moreel steunen) terwijl andere naast
zich een vereniging van vrienden weten.
De besturen komen op allerlei manieren
tot stand waarbij coöptatie, benoeming
door geldgevers of overheid en benoe
ming door derden (andere organisaties of
„vrienden/begunstigers") tot de moge
lijkheden behoren. Ook in de manier van
werken is een grote diversiteit te onder
kennen.
De meeste instellingen verwerven hun
panden door aankoop (via makelaars, in
veilingen of rechtstreeks van de eigena
ren). Het komt nog al eens voor dat eige
naren hun bezit liever in handen van een
instelling zien dan dat ze de eigendom
ervan overdragen aan de meestbiedende
pariculier. In enkele gevallen zijn ook ge
meenten bereid tot overdracht van hui
zen. Opvallend is het voorbeeld van de
Deventer N.V. Bergkwartier, die haar
panden gewoonlijk in bezit krijgt nadat
de gemeente deze - in overleg met de
.N.V. - heeft gekocht en gerestaureerd.
Nadat de restauratie is voltooid zijn weer
allerlei beheersvormen te onderscheiden.
De meeste instellingen verhuren hun be
zit na restauratie, maar een groot deel
verkoopt, dan wel verhuurt soms en ver
koopt een andere keer. In één geval (Het
Utrechts Monumentenfonds) wordt niet
verkocht, maar in erfpacht uitgegeven.
Afwijkend is de door de Amsterdamse
Stichting Aristoteles in het leven geroe
pen regeling waarbij alleen het economi
sche eigendom van de gerestaureerde
huizen of delen van huizen aan de nieuwe
bewoners wordt overgedragen.
De omvang van de instellingen varieert
eveneens sterk: er zijn er die maar enkele
1 7E-EEUWSE PAKHUIZEN AAN DE DIJK IN
ENK HUIZEN. DE TWEE LINKS E VERK EERDEN
IN ZEER SLECHTE STAAT EN DREIGDEN
DOOR HET ONTBREKEN VAN EEN PASSENDE
FUNCTIE VERLOREN TE GAAN.
STADSHERSTEL ENKHUIZEN KOCHT DE
PANDEN. LIET ZE RESTAUREREN EN ZE
HEBBEN THANS EEN WOONBESTEMMING
FOTO: N.V. STADSHERSTEL ENKHUIZEN
woonhuizen bezitten, maar de grootste
(de N.V. Amsterdamse Maatschappij tot
Stadsherstel) heeft reeds ver over de 200
panden in eigendom verworven. Vooral
de oudere instellingen (de oudste, plaat
selijke instelling, de Stichting Wijnhuis
fonds te Zutphen, is in 1927 opgericht)
hebben een omvangrijk bezit.
De instellingen werken met geleend geld;
het eigen kapitaal heeft gewoonlijk maar
voor een beperkt deel in de investeringen
bijdragen. Uitzonderingen bevestigen
ook hier de regel: sommige instellingen
kunnen terugzien op aanmerkelijke
schenkingen. Zonder twijfel is de Vere
niging Hendrick de Keijser met haar lan
delijk werkterrein en lange staat van
dienst daarbij de meest begunstigde. De
struktuur van de naamloze vennoot
schappen maakt dat ook bij deze sprake is
van een aanzienlijk eigen kapitaal: bijeen
gebracht onder voor de N.V. gunstige
voorwaarden door de oprichters/geldge
vers.
Veelal worden de nodige financiële mid
delen uit hypothecaire leningen verkre
gen; in een enkel geval bleek de gemeen
telijke overheid bereid de betaling van
rente en aflossing van door de instelling
te sluiten leningen te garanderen.
De kosten van restauraties worden uiter
aard primair uit subsidies van de overheid
gefinancierd. Hoewel de subsidiepercen
tages hier en elders nog al wat verschillen
te zien geven is het toch zo dat instellin
gen hogere subsidies dan particulieren
plegen te ontvangen. Ondanks deze ho
gere subsidies blijft echter toch een belan
grijk deel van de kosten rechtstreeks voor
rekening van de restaurerende instelling.
Bovendien is het al jaren zo dat de uitbe
taling van de overheidssubsidies bepaald
niet synchroon loopt met de uitvoering
van de restauratie. Dat betekent dat-om
toch architect en aannemer te kunnen be
talen bankkredieten in rekening
courant moeten worden gesloten. Deze
voorfinanciering veroorzaakt een aan
zienlijke rentelast, met name als een re
stauratie door de onderkomen toestand
waarin het monument verkeert geen uit
stel gedoogt. De instelling begint dan -
omdat ze zich verantwoordelijk voelt
voor het behoud van het monument -
met de werkzaamheden in de wetenschap
jaren op de subsidiebetaling te moeten
wachten.
Waarom - kan men zich afvragen - zijn
deze instellingen ontstaan?
Het is nog altijd zo dat de meeste woon
huisrestauraties door particulieren wor
den ondernomen. Maar-en die ontwik
keling zet door als gevolg van de kosten
stijging in de bouwsector - veel woon
huizen zijn te groot, verkeren in een te
slechte staat of liggen in een zozeer ver
pauperde omgeving dat geen particulier
- hoezeer ook gezegend met aardse goe
deren - daaraan durft te beginnen. Ook
de lamentabele toestand van het voor de
subsidiering beschikbare budget bij de
overheid (rijk, zowel als provincie en ge
meente) draagt tot die ontwikkeling bij.
Het zijn dus in de eerste plaats de moeilij
ke, ingrijpende restauraties die de instel
lingen toevallen. Maar ook aan het her-