Onderhoud aan monumenten: noodzaak!
209 In 1967 bevond de Nederlandse Her
vormde Kerk te Woudrichem zich in een
situatie waar met een aantal kleine onder
houdswerkzaamheden het gebouw weer
voor vele jaren zijn diensten had kunnen
bewijzen.
Acht jaar later, 1975, vergde een restaura
tie. Kerkvoogdij, Rijk, Provincie en Ge
meente door het met name niet uitvoeren
van deze kleine herstellingen een bedrag
van meer dan 400.000,-.
Net zoals architectuur en stedebouwkun-
de de- laatste tientallen jaren als een
ritssluiting uiteen zijn gegaan, zo is dit
ook het geval met het bouwen en onder
houden.
De ritssluiting ligt bijna uiteen. Er zijn
nog slechts enkele schakeltjes die de zaak
bijeen houden.
Wat is de oorzaak van dit uiteenlopen?
Er is toch altijd gebouwd, hersteld en
gerestaureerd?
De geschiedenis laat dat duidelijk zien.
Van de 12e tot de 14e eeuw, in de tijd dat
het met name de kloosterorden waren,
die bouwden, richtte het bouwproces
zich voor het merendeel op de klooster
gemeenschap. Ook het onderhoud van
de vaak grote objecten, lag binnen oog-
bereik.
Wat later kennen we bij de bouw van
grote kerken en kathedralen de „kerkfa
briek". Hieronder verstond men alles
wat te maken had met de bouw én het
onderhoud van een gebouw. Zo is ook
van werkzaamheden aan de Sint Jan in
Den Bosch in de 17e eeuw bekend dat
mensen betrokken bij de bouw verdeeld
waren in ploegen waarvan er één zich
constant bezig hield met onder
houdswerkzaamheden
In de 17e eeuw waren in veel steden stads-
bouwbedrijven. Bekend was een Am
sterdamse stadsfabriek met eigen mate
riaaldepots en opslagplaatsen, een stads-
schuur uit 1615 in Middelburg en een
stadstimmerwerfin Leiden.
Herstel, onderhoud, verbouw en bouw
waren begrippen die destijds heel dicht
bij elkaar lagen.
Herstel en onderhoud van gebouwen
hebben altijd plaats gehad.
Vóór 1800 dacht men daarbij niet op de
eerste plaats aan behoud van het histo
risch karakter en van de oorspronkelijke
artistieke conceptie die in het gebouw
besloten lag.
Bouwwerken werden opgeknapt, veran
derd of uitgebreid met de voor die tijd
gebruikelijke middelen. In het begin van
de vorige eeuw ontstond mede onder in
vloed van het nationalisme der Europese
staten in kringen van geschiedbeoefe-
naars, letterkundigen, beeldende kunste
naars en architecten een sterk historisch
bewustzijn. Het besef groeide dat de ou
de kunstwerken ook in de vorm van ar
chitectuur, nationale erfgoederen waren
die geconserveerd dienden te worden.
Naarmate meer afgebroken en verminkt
werd groeide het verzet. Maar ook het
verlangen naar de noodzaak oude gebou
wen als zichtbare gedenktekens van de
cultuurgeschiedenis te behouden.
Op de Monumentenstudiedag in het
voorjaar 1979 was de architect W.
Kramer een van de inleiders. Vanwege
de belangrijkheid van het onderwerp
publiceren we hierbij de voordracht van
dhr. Kramer, zij 't in verkorte vorm.
Red. Heemschut.
Daarmee was het begrip monument ge
boren.
De manier waarop dat instandhouden
moet gebeuren alsmede ook de daaraan
gegeven naam „restaureren" is voor al
lerlei uitleg vatbaar.
Zo heeft het begrip restaureren niet voor
iedereen dezelfde inhoud. Het laat ver-