Deze foto laat de situatie zien na de sloop van het koetshuis. Eveneens ontbreken de oostelijke stallen, die zonder vergunning zijn gesloopt. Foto: Dienst Publieke werken maakt. Honderden kinderen uit de Kinker- buurt, de Jordaan en andere, verder weg gelegen wijken profiteren van het feit, dat de manege - de enige binnen de bebouwde kom van Amsterdam - gemakkelijk en vei lig per fiets of openbaar vervoer is te berei ken. De jaarlijkse uitvoeringen en de jubileum uitvoeringen moeten zeer feestelijk zijn geweest. Hele circusvoorstellingen werden vertoond en pantomimes, waarbij allerlei scènes (een jachtpartij met veel hoornge schal vanaf het orkestbalcon, een paarden markt, komische sketches) of historische personen en gebeurtenissen werden uitge beeld. Ofschoon het onderhoud sinds verscheidene jaren zeer verwaarloosd is - de achtereen volgende eigenaressen wilden immers slo pen ten behoeve van (speculatieve) bouw - bevindt de manege zich toch nog in redelijke bouwkundige toestand. Alleen is het ver waarloosde onderhoud bepaald niet ten goede gekomen aan het decoratieve stuc werk. Beschermd en toch sloop? De naargeestige gang van zaken bij de plan nen om de manege gesloopt te krijgen wordt door Lydia Lansink uitvoerig beschreven, maar wij zullen haar daarin maar niet vol gen. Genoeg zij te vermelden, dat velen zich hebben ingespannen om de manege be schermd te krijgen, en dat slooppogingen tot dusver zijn gestrand. Maar de tegenwoor dige eigenaresse maakt gebruik (of is niet beter te spreken van misbruik?) van het ont breken in de Monumentenwet van een on derhoudsplicht. Als er niet door gezamen lijke inspanning, waarbij vooral ook aan de gemeente Amsterdam wordt gedacht, voor verdere „verloedering" wordt gewaakt, zal het manegecomplex niet voor de ondergang kunnen worden behoed. Het zou doodjam mer zijn. Schreef de toenmalige minister van CRM in 1974, mr. Van Doom, niet: ,dat het onderhavige gebouw een bijzonder waardevol unicum in de bouwkunst van ons land, zelfs van Europa is", ook B. en W. van Amsterdam gewaagden in 1974 van „het unieke karakter van het gebouw". De oplossing van Lydia Lansink (namens de werkgroep): „De enige mogelijkheid om de manege te redden is gelegen in een ingrijpen van de gemeente Amsterdam. De gemeente dient het gebouw te kopen, daartoe finan cieel in staat gesteld door het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en het vervolgens laten restaureren met steun van het Ministerie van CRM en de provincie Noord-Holland. Teneinde de ter plaatse, als gevolg van jarenlang driftig ge speculeer, verloederde Overtoom te rehabi literen, moeten de terreinen in de onmiddel lijke nabijheid van de manege, waarop nu nog o.a. een totaal vervallen melkfabriek staat, bouwrijp worden gemaakt en worden bestemd voor woningbouw en buurtvoor zieningen". Lydia Lansink doet tenslotte nog een hart stochtelijk beroep op de overheid de Von delstraat tot beschermd stadsgebied te ver klaren. Dat wordt ten hoogste tijd, schrijft ze. Het wordt ook ten hoogste tijd de unieke Hollandse Manege voor de onderjgang te behoeden. v.d.W. '-1 187

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1978 | | pagina 21