„springlevend" en wellicht is zelfs een slui
tende exploitatie mogelijk. Maar nu laten
we verder Lydia Lansink aan het woord.
Voorgeschiedenis
In Amsterdam bevonden zich vroeger vier
maneges, waarvan de Fransche en de Hol-
landsche Manege de bekendste waren. De
Fransche Manege stond van 1761 tot 1888
op de hoek van de Nieuwe Kerkstraat en de
Manegestraat en liep door tot aan de Nieuwe
Prinsengracht. In 1744 werd aan de Lijn
baansgracht ter hoogte van de Leidsegracht
de Hollandsche Manege, ook wel Piqueurs-
school of Koninklijke Rijschool genoemd,
gebouwd. Dit omvangrijke complex strekte
zich uit tot bijna aan het Raamplein. In de
bovenzaal werden concerten en bals gege
ven; in 1766 traden de toen tienjarige Wolf
gang Amadeus Mozart en zijn zusje Mari-
anne er op. In 1881 moest de Hollandsche
Manege - ze vormde een verkeersbelemme-
ring! - worden afgebroken. Voor een
Feestelijke uitvoering in de manege
(1883?); aquarel in de directeurskamer,
vervaardigd door J. C. Greive.
Foto: Gem. Bureau Monumentenzorg
nieuwe manege viel de keus op een terrein
tussen dé „Verlengde Vondelstraat" en de
„Vondelkade" (tegenwoordig de Over
toom), op de grens tussen Amsterdam en
Nieuwer-Amstel. Dit gebeurde op aanraden
van architect A. L. van Gendt, die zelf aan
de Vondelkade 79 woonde. Van Gendt zou
ook de bouwmeester van de nieuwe manege
worden. Op 28 januari 1882 werd het com
plex feestelijk geopend, bij welke gelegen
heid o.a. Julius Bungeen burgemeester Van
Tienhoven het woord voerden. Tot direc
teur was benoemd A. H. B. von Kracht,
gepensioneerd Koninklijk Pruisisch rit
meester, ridder der Kroonorde 4e klasse met
de zwaarden, enz. De manege was toen in
handen van een NV en ging later in handen
van andere ondernemingen over. In 1925
werd de „Vereeniging tot Instandhouding
eener Manege te Amsterdam" opgericht,
die haar naam later wijzigde in Vereniging
„De Hollandse Manege". Aanvankelijk
was de vereniging eigenaresse van het ge-
Toegang tot de manege (Vondelstraatzijde),
zoals die was. Nu ontbreken ornament en
gedecoreerde lijst boven de ingang; boven
dien zijn de fraaie zuilen weg.
Foto: Gem. Bureau Monumentenzorg; G.
Delemare
bouw, maar sinds de jaren dertig, toen het
complex werd verkocht aan de Amsterdam-
sche Chininefabriek, treedt zij als huurster
op. In 1961 werd de Stichting Philips Pensi
oenfonds B eigenares, waarna het gebouw
nog twee maal in andere handen overging.
Uniek
De open ijzeren kapconstructie van het
hoofdgebouw moet zonder meer uniek wor
den genoemd. Doordat het ijzeren het dak
beschot zichtbaar zijn gelaten, krijgt het
sierlijk bewerkte interieur een enigszins uti
litair karakter, maar tevens wordt de in feite
recht begrensde ruimte door de afwisselend
rechte en gebogen onderdelen van de con
structie zó geleed, dat het effect uitermate
elegant en geraffineerd is en er een opmer
kelijke ruimtewerk ontstaat. De stucversie
ringen zijn bijzonder vakkundig uitgevoerd
en vertonen een groot aantal verschillende
motieven, o.a. pilasters, cartouches (met
het Amsterdamse wapen, waarboven de
Keizerskroon, de letters HM in monogram
en Anno 1881), een lier (boven het orkest-
balcon), gebroken segmentvormige fron
tons, paardekoppen, gevleugelde paarden,
vazen, guirlandes en allerlei friezen en lijs
ten. Ook het trappehuis is met verfijnd
stucwerk versierd en voorzien van rondbo-
gige vensters en nissen. De comfortabele