Het Loo
graven. Na afticheling van het perceel ont
staat de zgn. ticheldobbe, die duidelijk in
het terrein te herkennen is. Het tichelen
vindt men ook in de naamgeving van de
gronden terug, b.v. bij de vele tichelpol-
ders.
Rond de eeuwwisseling deed de industriali
satie haar intrede. Maar mechanisatie bete
kende investeren en niet iedereen was hier
toe bereid of in staat. Zo verdwenen vele
oude, kleine tichelwerken; alleen de grote
konden zich handhaven. Omstreeks 1890
was de positie van de Groningse baksteen
industrie zo slecht geworden, dat bundeling
van krachten noodzakelijk werd. Een 45-tal
steenfabrikanten verenigden zich, maar de
samenwerking werd in 1903 verbroken als
gevolg van onderlinge twisten.
Omstreeks 1919 was men opnieuw rijp voor
samenwerking. Rond de Tweede Wereld
oorlog trad een vernieuwingsproces op: het
natuurdrogen werd vervangen door het
kunstmatig drogen. Als gevolg hiervan
haakten vele fabrikanten af. Begin 1947
kwam de Steenhandel Groningen tot stand,
waarbij alle Groningse steenfabrikanten
zijn aangesloten. De baksteenindustrie in
Groningen biedt thans nog werk aan ca. 300
man. Ze levert 4% van de landelijke produk-
tie aan bakstenen. Er worden ca. 90 miljoen
stenen geproduceerd, alsmede draineerbui-
zen, bloempotten, holle vloersteen en po
reuze binnenmuurstenen. De totale jaarom
zet bedraagt ongeveer 30 miljoen. Van de
Groningse produktie wordt 2/3 buiten de
drie noordelijke provincies afgezet.
De acht nog werkende steenfabrieken zijn:
„Boerdam" te Middelstum,de Lombok"
te Winsum, „Timmer en Weg", eveneens
in Winsum, „De Nijverheid" te Bedum,
„De Onderneming" te Winneweer, „Stra-
ting" te Oude Pekela, „Fivelmonde" te
Delfzijl en „Oost-Groningen" in Winscho
ten.
In Scheemda, Middelstum, Winsum, Ap-
pingedam, Wirdum en Garrelsweer staan
nog gebouwen van vroegere steenfabrieken
overeind; deels als opslagruimte in gebruik.
Van zes steenfabrieken staan alleen nog
ruïnes of ze zijn gedeeltelijk ontmanteld:
één daarvan staat in Onderdendam, één in
Zuidwolde en verder zijn er dan nog in deze
groep „Feerwerd" in Feerwerd, „Tjams-
weer" in Tjamsweer, Holthuis in Munten
dam en „De Concurrent" te Heiligerlee.
J. W. Stuiver
In het tweede halfjaarlijkse rapport over de
stand van de restauratiewerkzaamheden aan
het voormalige paleis Het Loo lezen we
o.m.dat bij het ontpleisteren van de gevels
en met name die van de westgevel van het
corps de logis, die het meest van de regen te
lijden heeft gehad, geconstateerd werd, dat
de pleisterlaag gehecht was met cementspe-
cie. De stenen zijn daarbij afgehakt. Beslo
ten werd alle voegen uit te krabben, een
oppervlaktebehandeling te geven en te vol
staan met het opnieuw voegen. De gehakte
bakstenen zullen niet worden vervangen.
De beschadiging vormt een deel van de ge
schiedenis van het gebouw. Bij de verschil
lende gevels blijkt de invloed van de weers
omstandigheden in de kleur van de bak
steen. Het verschil in kleur van de zuidge
vels met de noordgevels is opvallend. Met
de grootste zorgvuldigheid werden de aan
vullende, nieuwe bakstenen uitgekozen.
De meest opzienbarende vondst werd ge
daan op 5 januari 1978. Sporen van de col-
lonade werden ontdekt bij de aansluiting op
de noordgevel van de westvleugel. Aan het
onderzoek naar de collonades wijdt R. E.
Murkes een afzondelijk hoofstuk. Het on
derzoek leidde tot een viertal conclusies: 1
de westvleugel had aan de noordzijde twee
doorgangen, één naar de collonade, de an
dere naar een achter de collonade gelegen
ruimte; 2. aan de oostvleugel is dit ook zo
geweest; 3. er was geen verbinding van de
westelijke collonade met het corps de logis;
4. aan de oostzijde van het corps de logis
zou een doorgang naar de collonade ge
weest kunnen zijn. De vraag blijft intussen
bestaan hoe men van de keukens in de oost
vleugel in de oorspronkelijke eetkamer
kwam, gelegen op de begane grond van het
corps de logis aan de z.o. kant. Omdat er
geen sporen te vinden waren van een geslo
ten gang, meent de schrijver, dat de collo
nade bestaan heeft uit een gemetselde ach
termuur en een voorzijde van kolommen en
dat men vermoedelijk via een trap in een
voorruimte gelegen in de oostelijke collo
nade, tegen het corps de logis aan, in de
eetkamer kon komen. Dit zou dan het witte
pleisterwerk kunnen verklaren aan de oost
zijde van het corps de logis.
Verdere onderzoekingen in de tuin hebben
inmiddels weer tot verrassende vondsten ge
leid. Mevr. A. C. Kranenburg-Vos heeft in
een zeer leesbare bijdrage nog eens de ge
schiedenis van het einde van de formele tuin
(1795-1820) vastgelegd.
De vaste commissie voor CRM van de
Tweede Kamer heeft inmiddels aan staats
secretaris Wallis de Vries laten weten zich
niet te zullen verzetten tegen diens voorne
men de tuin in te richten overeenkomstig de
door de commissie van advies aanbevolen
wijze.
Sporen van de aansluiting van de balus
trade in de zuidwand van het westelijk pavil
joen.
Foto; Arnold Meine Jansen, Gorssel
163