Van pakhuis tot architectenbureau Monumenten' raad Dit is de kleine geschiedenis van een niet zó oud pakhuis in de Drentse hoofdstad, dat enige tijd geleden gerestaureerd is en thans huisvesting verleent aan een architectenbu reau. De Drentse Hoofd vaart speelt er een rol in, want daaraan ligt het pakhuis. De vaart werd in 1781 aangelegd. Op een kada strale kaart van 1832 staat het perceel - waarop thans het pakhuis - al aangegeven. Nadat er vele woonhuizen langs de vaart waren verrezen, ontstond er behoefte aan een goede bestrating van de rijweg. De rijksstraatweg naar Meppel kwam tot stand, een werk dat in 1829 werd begonnen en waarmee tien jaar was gemoeid. In 1830 was het enige openbare vervoer nog de trek schuit. De eerste stoomboten, die op de Drentse Hoofdvaart in dienst kwamen, ver schenen in 1864 in Assen. Een jaar eerder kwam tegenover het pakhuis de aansluiting met het Noord-Willemskanaal tot stand. Voor ons pakhuis ontstond een druk ver keersknooppunt. Lange tijd lag er een sim pele brug tegenover het pakhuis. Later kwam er een tramburg. De gerestaureerde voorgevel. Eind 1969 werd een gedeelte van de vaart met bebouwing als beschermd stadsgezicht aangewezen. Het pakhuis was inmiddeld al op de voorlopige lijst van beschermde mo numenten geplaatst, maar door de verbou wingen, die hadden plaats gehad, bleef plaatsing op de definitieve lijst achterwege. Het is in 1844 of daaromtrent gebouwd door Hendrik de Wit, timmerman te Assen. In genoemd jaar kocht hij namelijk de grond en begon hij met de bouw. De hoofdvorm van het pakhuis is door de jaren heen bewaard gebleven. Ook de verdiepingshoogte zal de praktisch ingestelde De Wit wel hebben be- .paald. Lang is het pakhuis niet in het bezit van de timmerman gebleven. Al vier jaar later ging het over in handen van een koop man. Daarna is het nog vele malen in andere handen overgegaan. Tussen 1923 en 1950 was het in gebruik bij de Coöperatie Ons Belang als pakhuis. Dat was overigens al aan het eind van de vorige eeuw. Vervol gens was er nog een vloerbedekkingszaak in gevestigd en een boetiek. In 1971 ging het als archiefruimte voor de Ned. Heidemaat schappij dienen. En dan - in 1977 - komt het, flink door de tand des tijds aangetast, in handen van het architectenbureau Ir. Erick Haag, dat er thans, na een grondige renova tie in gevestigd is. Het belangrijkste is dat bij de restauratie de voorgevel in de oor spronkelijke staat is teruggebracht. Het inte rieur is uiteraard geheel aan de nieuwe be stemming aangepast. Wie de foto bekijkt, zal moeten toegeven, dat zo'n gevel, al maakt die dan niet deel uit van een be schermd monument, toch wel uitstekend past in het beschermde stadsgezicht waar binnen het pakhuis is gelegen.*) De gegevens en de foto ontvingen we van de heer H. M. J. Lindhout. De op art. 3 van de Monumentenwet 1961 berustende Monumentenraad is weer com pleet, op de vacature van voorzitter (mr. S. P. baron Bentinck) na. In ons vorige num mer vermeldden we al, dat de technische adviseur van de Bond Heemschut, drs. J. H. Bierenbroodspot-Rudolph in een der open gevallen plaatsen was benoemd, thans zijn we in staat de Monumentenraad in zijn vol ledige samenstelling - met uitzondering van de voorzittersvacature - te vermelden: Ir. R. M. Th. Adriaansens* te Middelburg, mevrouw drs. J. H. Bierenbroodspot-Ru dolph te Amsterdam, dr. H. N. Boon te 's-Gravenhage (vice-voorzitter), dr. C. Boschma te Leeuwarden, mr. P. Cleveringa te 's-Gravenhage, D. H. Couvée te Haar lem, A. E. van Dishoeck te Gorssel, L. van Dorp te Heelsum, A. Evers te Amsterdam, M. K. Fehres te Maam, prof. dr. W. Glas bergen te Amersfoort, drs. R. R. de Haas te 's-Gravenhage, mevrouw dr. R. Hamma- cher-van den Brande te Rotterdam, drs. R. C. Hekker te 's-Gravenhage, P. C. van Ker- kum te Lisse, H. J. de Koster te Wassenaar, prof. ir. A. van Kranendonk te 's-Graven hage, ir. J. Leering te Amsterdam, dr. S. H. Levie te Amsterdam, mr. JOranje te Haar lem, prof. dr. C. J. A. C. Peeters te Am sterdam, mr. H. E. Phajf (vice-voorz. Rijkscie. v.d. Monumentenzorg) te Bloe- mendaal, prof. dr. L. J. Pons te Wagenin- gen, dr. C. Reedijk te 's-Gravenhage, drs. H. H. van Regteren Altena te Amsterdam, mr. A. E. M. Ribberink te Leidschendam, ir. L. C. Röling te Haarlem, prof. dr. R. W. Scheller te Amsterdam, drs. C. O. A. baron Schimmelpenninck van der Oije te Ellecom dr. P. J. J. Stuart te Leiderdorp, drs. E. R. M. Taverne te Groningen, prof. ir. J. J. Terwen te Leiden, drs. S. van Tuinen te Kampen, H. G. baron van Tuyll van Se- rooskerken (voorz. Rijkscie. v.d. Monu mentenzorg) te Leiden, dr. G. J. Verwers te 's-Gravenhage, ir. H. Volbeda te 's-Herto- genbosch, drs. U. E. E. Vroom te Enkhui zen, prof. dr. J. D. van der Waals te Gro ningen, drs. Y. P. W. van der Werff te Breda en ir. J. M. A. P. D. Imkamp te 's-Gravenhage. De leden, waarvan de namen cursief zijn gezet, maken deel uit van afd. II van de Monumentenraad (Rijkscommissie voor de Monumentenzorg). Van deze commissie is de heer J. Jessurun secretaris en de heer C. Taal adj. secretaris. 151

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1978 | | pagina 44