structuren, dat wil zeggen: vanuit verschil
lende plaatsen is bebouwing ontstaan. Als
zodanig kent Tilburg geen funktionele inde
ling die we wel tegenkomen bij steden die
vanuit één centraal punt, bv een omwalde
vesting, zijn ontstaan. Deze laatste catego
rie laat immers een concentrisch uitbrei
dingspatroon zien waarvan de ruimtelijke
structuur samenvalt met de functionele op
bouw van de stad: stadscentrum, randge
bied, nieuwe uitbreidingen. Om de ontwik
keling van de meerkemige structuur van
Tilburg te begrijpen moet men terug naar
het verleden, waabij de organisatie van de
bouwwereld, de plaatselijke omstandighe
den een grote rol hebben gespeeld.
De periodes die men bij de ontwikkeling
van de Oude Stad kan onderscheiden zij de
volgende:
lintbebouwde hoofdstruktuur - Tot het
midden van de vorige eeuw werd nagenoeg
uitsluitend gebouwd vanuit de oude „herd-
gangen" aan de bestaande verbindingswe
gen. Afzonderlijke panden naar de smaak
en de beurs van de eigenaars werden en
worden nog in de vorm van lintbebouwing
naast elkaar geplaatst. (Voorbeelden: Heu
velstraat, Korvelseweg, Gasthuisring, Koe
straat, Piusstraatenz.)
amorfe gebieden - V anaf het moment dat
de nijverheid haar werkzaamheden begint te
concentreren, ontstaan er gebouwencom
plexen achter de dan bestaande lintbebou
wing. Zij zijn utilitair van opzet en dragen
weinig bij aan de structuur van hun omge
ving. (Voorbeelden: industriecomplexen in
't Goirke, op Korvel enz.)
secundaire lintbebouwing - Uitbreiding
van de werkzaamheden van deze bedrijfs-
compexen ging gepaard met de vraag naar
arbeidskrachten en had tot gevolg dat er
groepjes kleine woningen ontstonden;
veelal ongeordend in de buurt van het be
drijf op nog bestaande open plekken aan de
hoofdwegen en langs de achterpaden van de
hoofdstructuur. (Voorbelden: St. Anna-
wijk, omgeving Hoogvensestraat enz.)
cluster-bebouwing - Later, na de totstand
koming van de woningwet in 1901 werden
in georganiseerde vorm en planmatig grote
groepen woningen met bijbehorende stra-
tenpatronen gemaakt op de her en der over
gebleven terreinen tussen hoofdstructuur,
fabriekscomplexen en reeds bebouwde ach-
terafpaden. (Voorbeelden: Theresiaplein,
Wassenaerlaan enz.) Ook nu worden op
88
deze wijze de opengevallen plaatsen be
bouwd. (Voorbeeld: Koningsplein)
Structurele toevoegingen als een spoorweg,
kanaal ringbanen, westelijke- en noorde
lijke uitbreidingen van de stad, oost-west
boulevard en city-ring hebben wel de histo
risch ontstane structuur doorbroken, maar
niet het historisch gegroeide straten- en be
bouwingspatroon.
Nadere Karakterisering
De lintbebouwde hoofdstructuur omvat
15% van het oude stadsgebied. Bijna de
helft hiervan is „voorzienigengebied".
(Ongeveer 62% van de economische voor
zieningen liggen in de lintbebouwde hoofd
structuur). De verkeersfunctie is duidelijk
van tweeerlei aard: zowel bestemmings- als
doorgaand verkeer. Als langstbestaand en
functionerend deel van Tilburg bevat het
veel karakteristieke elementen en geeft het
aan de stad haar identiteit.
De verscheidenheid in eigendomsverhou
dingen heeft geleid tot een grote verschei
denheid in de vorm van de ruim 3800 pan
den (veel incidentele verbouwingen en
nieuwbouw). De bouwtechnische kwaliteit
ligt onder het gemiddelde van de oude stad.
De huurwaarden zijn relatief hoog.
De wegen waarlangs de lintbebouwing is
ontstaan zijn bochtig, hebben doorgaand
karakter en zijn met asfalt bestraat. Zij vor
men vanouds het tracé van het openbaar
vervoer en het hoofdleidingenstelsel. Met
uitzondering van de Heuvelstraat en omge
ving is de aankleding minimaal. De trottoirs
zijn smal, het wegdek is smal en het par
keerprobleem is groot. Slechts weinig en
dan nog vaak smalle zijstraten vormen de
toegangen vanuit de achterliggende gebie
den.
De secundaire lintbebouwing omvat 13%
van het oude stadsgebied. Ruim 71% is
woongebied en 22% wordt in beslag geno
men door kleine bedrijven. In het gebied
heerst een achterafsfeer door gebrek aan
stedebouwkundige elementen.
Hoewel de bebouwing min of meer één
vorming is (smalle panden van één laag met
kap) heeft de verkaveling wel alle eigen
schappen van lintbebouwing: grote bouw
blokken met diepe tuinen. De bebouwing
dateert voor 70% uit de vorige eeuw. De
helft van de slechte panden is in dit gebied
gelegen. Ongeveer 5% van de panden is
onbewoonbaar gemaakt of verklaard. De
huurwaarde is laag.
Ondanks veel negatieve punten wordt er
veel verbouwd, vermoedelijk door eige
naar-bewoners. Het net van lange, smalle
straten is zeer grofmazig, waardoor het ge
bied slecht toe- en doorgankelijk is. Een
algemeen facet van deze secundaire lintbe
bouwing is, dat van tijd tot tijd door afbraak
en langdurige braakligging open terreinen
ontstaan die met woningbouwplannen inge
vuld zouden kunnen worden.
De amorfe bebouwing beslaat 22 van de
oude stadsgrond. Ongeveer 69% hiervan
wordt in beslag genomen door industriebe
bouwing. Als gevolg van de structurele
ontwikkeling in de traditionele textielindus
trie ziet men hier veel leegstand. „Als grote
complexen van vaak ongestructureerde uti
litair opgezette bebouwing'aldus de nota,
„vormen zij voor hun omgeving een weinig
gastvrij gebied en door de lengte van
-hun,,doodse" ommuring een sterke barri
ère op wijk- en buurtniveau. Het zijn vaak
omvangrijke eigendommen die grote en
soms ook speculatieve initiatieven van par
ticuliere zijde uitlokken. Voor deze terrei
nen geldt een voorbereidingsbesluit om on
gewenste ontwikkelingen tegen te gaan".