aantal van 350 oide noodzaak naar andere
oplossingen te zoeken.
Ook de hantering van het begrip „bedrijfs-
kavel" geeft aanleiding tot grote zorg.
Onder de beleidsuitspraken is in de Nota
opgenomen dat het ruimtelijk beleid in ge
bieden met afwisselend landbouw, natuur
en andere functies in kleinere ruimtelijke
eenheden gericht is op verweving van land
bouw en natuur in de relatief grote delen van
deze gebieden waar uit oogpunt van natuur
en landschap belangrijke waarden aanwezig
zijn en dat daarbij functies op minimaal het
niveau van de agrarische bedrijfskavel wor
den gescheiden.
Uit oogpunt van de landschapsbescherming
is deze begripshantering onaanvaardbaar,
immers als binnen een agrarische bedrijfs
kavel, die vele hectaren en soms enkele
tientallen hectaren kan omvatten, een land
schappelijk of ecologisch belangrijk object
voorkomt, wordt dit object vogelvrij ver
klaard.
Inzake het kamperen merkt Heemschut in
zijn brief op, dat het toelaten van tenten en
sta-caravans op de boeren-erven veelal als
een aantasting van het landschap be
schouwd moet worden en bovendien het
risico in zich draagt dat deze incidentele
kampeergelegenheid uitgroeit tot een volle
dige camping, waarbij allerlei irrelevante
overwegingen de objectieve planologische
afweging zullen verdringen.
Heemschut wijst vervolgens op het gevaar,
dat wanneer aantrekkelijke binnenwegen te
druk worden, dit aanleiding kan geven tot
reconstruering kan geven, met het onher
roepelijk gevolg van verlies aan landschaps-
schoon.
Weinig gelukkig noemt Heemschut verder
de opmerking in de Nota: „De werkgele
genheid zal in de (kleine) kernen niet op
speciaal daartoe ingerichte bedrijfsterreinen
gesitueerd behoeven te worden". Deze
zinsnede kan een vrijbrief worden om op
willekeurige plaatsen in de bebouwing be
drijven toe te laten, waardoor aan architec
tonisch of historisch belangrijke gebouwen
in de naaste omgeving ernstige schade kan
worden berokkend. Hiertegen neemt
Heemschut krachtig stelling.
De voortschrijdende uniformiteit van de
m mJUj 11
agrarische bebouwing, die verschralend en
nivellerend werkt op het rijk geschakeerde
Nederlandse landschap is een zorgwek
kende ontwikkeling. De bouw van ligbox-
stallen, bio-industrie-hallen, voedersilo's
en tuinbouwkassen dient ingepast te worden
in het karakter van het oorspronkelijke land
schap door goede vormgeving, materiaal
gebruik en kleurtoepassing.
Ten aanzien van ruilverkavelingen dient
naar de opvatting van de bond Heemschut
met de grootst mogelijke terughoudendheid
in de nog resterende ongeschonden histori
sche cultuurlandschappen geopereerd te
worden. De nadelen voor natuur en land
schap zijn dermate groot dat deze niet kun
nen opwegen tegen de voordelen voor de
Fantasieloze bouw met bovendien twee
storende silo's
maar het kan ook beter. Op deze
foto is de silo nauwelijks waarneembaar,
althans tussen lente en herfst
landbouw, mede gezien de hoge kosten aan
ruilverkaveling verbonden.
Betreurd wordt voorts, dat het vraagstuk
van ontgrondingen t.b.v. de landbouw in de
Nota onvermeld is gebleven. Het eertijds zo
bijzonder karakteristieke, golvende land
schap in Drenthe bijv. is tengevolge van
dergelijke ontgrondingen ernstig aangetast
en genivelleerd.
Tenslotte meent Heemschut, dat te vrezen
valt, dat in omvangrijke gebieden met als
hoofdfunctie landbouw, het primaat van de
landbouw op grond van de Nota zeer sterk
zal worden gesteld.
Modern kan wel praktisch zijn, maar het landschap wordt er niet mooier door.
35