Ter gelegenheid van het jubileum zal in
het Concertgebouw van 11 april tot 3 no
vember een fototentoonstelling te zien zijn,
getiteld „Van Dolf van Gendt naar Bemard
Haitink, negentig jaar Concertgebouw en
Concertgebouworkest". Er verschijnt een
cataglogus samengesteld en geschreven
door de musicoloog Jan Taat en de kunsthis
torica Lydia Lansink, waarin honderden fo
to's, vaak nog niet eerder gepubliceerd,
voorkomen. Het boek dat in een oplage van
10.000 door de Stadsdrukkerij wordt ge
drukt, krijgt een voorwoord van burgemees
ter W. Polak.
De foto's bij dit artikel zijn ons welwillend
ter beschikking gesteld door de directie van
het Concertgebouw.
Het Paleis voor Volksvlijt tot de bouw waar
van dr. Sarphati de stoot gaf. Het was van
ijzer en glas, in navolging van het Christal
Palace in Londen; architect C. Outshoorn.
Het markante gebouw kwam in de tweede
helft 19e eeuw tot stand; in 1929 maakte een
enorme brand er een ruïne van. In het Pa
leis voor Volksvlijt heeft zich tientallen ja
ren een belangrijk deel van het Amster
damse muziekleven voltrokken.
onmogelijk. De zomer van 1912 was het
laatste seizoen van de tuinconcerten. Met
die tuin is het triest afgelopen. In 1923 en
1925 is hij aan de gemeente verkocht:
3470 m2 voor 180.000. Op de grond wer
den herenhuizen gebouwd. Latere besturen
van het Concertgebouw hebben deze gang
van zaken wel betreurd. Royaards en Men
gelberg hadden plannen om op de grond een
klein muziektehater te stichten
In 1947 werd ontdekt dat de vloer van de
grote zaal was aangetast door houtzwam.
Een betonnen ondervloer is daarna aange
bracht - de invloed hiervan op de akoestiek
is erg meegevallen. Bij het zestigjarig be
staan is een jubileum-bouwfonds gevormd
om een restauratie mogelijk te maken. Met
veel begrip voor de schepping van Van
Gendt is die uitgevoerd door architect Si-
mon Switzar.
Bouwmeester Van Gendt heeft, bij alle
Weens classicisme, rekening gehouden met
het gebouw aan de overkant van wat wij nu
kennen als het Museumplein, het Rijksmu
seum, in 1885 geopend. Om „samenstem-
ming" met de hoofdvormen van het Rijks
museum te krijgen werden de trapzalen aan
de vier hoeken van het Concertgebouw be
kroond met „scherp uitkomende daken"
niet ongelijk aan de torens van het enige
honderden meters verder gelegen museum.
Overigens getuigt het Museumplein - het
Stedelijk Museum keert het de rug toe, het
Van Goghmuseum een sober achtervlak
-al heel weinig van de „samenstemming",
die Van Gendt voor ogen stond.
De grote verkeersweg die door het plein
snijdt is op de onderdoorgang van het
Rijksmuseum geroojd. Beplanting noch be
strating lijken zich ook maar iets aan te
trekken van wat nu, met recht, is toege
voegd aan de rij van Amsterdamse monu
menten: Van Gendts Concertgebouw. Geen
sprake van enig prospect op het Museum
plein dat de aanblik van de fajade met de
zuilen in een omlijsting zet, die het hart van
de daarvoor gevoelige beschouwer sneller
doet kloppen.
Zodra het blad aan de bomen is moet men op
de trottoirrand van de Van Baerlestraat gaan
staan om met het dreunend, stinkend ver
keer voor zijn neus de gevel te bewonderen.
De voetganger krijgt geen gelegenheid om,
gaande over het Museumplein „de tempel
der toonkunst" te naderen, voortdurend het
oog gericht op de gevel die daar ruim negen
tig jaar geleden verrees, de gevel van een
gebouw dat negentig jaar lang het Neder
landse muziekleven heeft gediend, waarin
het „Treedt in, hier wonen Sappho en Ceci-
lia" uit de openingstoespraak van bestuurs
lid D. H. Joosten op 11 april 1888 zo on
miskenbaar werd bewaarheid.
J. Th. Balk
29