wer-Amstel water zoog. Binnen wekte de
grote zaal met 1800 zitplaatsen de bewonde
ring van de Amsterdammers. De zaal was
44 meter lang, 27.80 meter breed en bijna
25 meter hoog. De ovale kleine zaal boven
de koffiekamer was even groot als de zaal
van Felix Meritis. Het technisch vernuft van
de architect had niet versaagd. Door de gan
gen rondom de grote zaal kwam deze ner
gens in contact met de buitenmuur. Het cas-
settenplafond was met een ijzerconstructie
opgehangen, de vloer was onderkelderd.
Toch waren er aanvankelijk nog wel beden
kingen over de akoestiek. Dat werd er niet
beter op toen na een actie met een loterij het
langverwachte orgel kon worden aange
bracht in 1891Het gevolg daarvan was dat
de juiste verhouding tussen strijkers en bla
zers moeilijker bleek te bereiken.
Zijn terecht befaamde akoestische eigen
schappen dankt de grote zaal van het Con
certgebouw aan een ingreep in de zomer van
1899 toen, na tien jaar experimenteren, de
hoogteen de helling van het podium werden
gewijzigd. Mede dankzij adviezen van Wil
lem Mengelberg, die in 1895 de eerste diri
gent van het Concertgebouworkest, Willem
Kes, had opgevolgd.
Van Gendt noemde de stijl van het gebouw
„renaissance" - heden ten dage omschrijft
de benaming Weens classicisme beter het
uiterlijk van het gebouw. Het timpaan werd
gevuld met beeldhouwwerk van Joh. Franse
,,eene reeks figuren den genius der muziek
en de muzen der toonkunst en aanverwante
zusteren toonende" - weinig opmerkelijke
beelden in de zeer academische stijl van die
dagen. Dit frontispies was overigens een
geschenk van drie bestuursleden. Tussen de
zuilen ontwaarde men drie borstbeelden van
brons, Sweelinck, Bach en Beethoven
voorstellend. De aanwezigheid van Swee
linck hier in de fagade van de „tempel der
muzen" bleek er geen waarborg voor, dat
op die 11de april 1888 ook muziek van een
Nederlandse componist ten gehore werd
gebracht. Dat was niet het geval. Viotta
heeft er wel het een en ander over moeten
horen!
Het Concertgebouworkest kwam nog in het
openingsjaar tot stand en de 32-jarige Wil
lem Kes zwaaide er de scepter over. Het
openiningsconcert van 3 november 1888
waarin, heel opmerkelijk, op het pro
gramma de eerste uitvoering voorkwam van
een compositie van de contemporaine com
ponist Villiers Stanford, kan worden be
schouwd als het geboorte-uur van het Con
certgebouworkest. Kes transigeerde nim
mer met zijn artistieke opvattingen; het was
spoedig gedaan met de tafeltjes met glazen
bier in de concertzaal en met het binnenko
men van publiek tijdens het concert. Al vrij
gauw was de donderdag de avond van de
abonnementsconcerten. De tuin achter het
gebouw werd op 16 mei 1889 geopend met
een algemene gasilluminatie. Hier kon het
publiek vaak militaire muziekcorpsen ho
ren. Speelde het Concertgebouworkest er
dan droegen de orkestleden hoge hoeden.
Financiële zorgen ontbraken niet, financiële
acties met veel burgerzin ondernomen
moesten uitkomst brengen. Onderwijl
groeide de faam van het orkest, vooral nadat
Mengelberg op 24 september 1896 met een
gedenkwaardige Symphonie Pathétique van
Tsjaikowsky zijn naam had gevestigd.
In 1896 kwam het Concertgebouw door an
nexatie op Amsterdams grondgebied te lig
gen. Er werd in de omgeving druk gebouwd
en geleidelijk aan ontstond de Concertge-
bouwbuurt. In 1911 kreeg het Concertge
bouw elektrisch licht dankzij 121 milde ge
vers. De 122ste zei neen: zijn ogen konden
elektrisch licht niet verdragen! In datzelfde
jaar ontving het Concertgebouw voor het
eerst subsidie: 5.000 van de gemeente.
Dat betekende tevens het begin van de
volksconcerten.
Toen er een tram door de De Lairessestraat
ging rijden bleken de concerten in de tuin
III Het timpaan
Foto: Stichting ,,Oktava"Amsterdam
IV Interieur van het Amsterdamse Con
certgebouw
Foto: Albert JaspersAmsterdam