Kasteel Bouvigne gerestaureerd
Kasteel Bouvigne onder Ginneken, nu de
zetel van het hoogheemraadschap West-
Brabant, is gerestaureerd. Dit feit werd
kortgeleden onderstreept toen prins Claus in
de voorgevel van de kantine twee gedenk
platen onthulde, waarop alle eigenaren van
Bouvigne van 1494 af staan vermeld.
Architect van deze restauratie en gedeelte
lijke verbouwing was ir. J. de Wilde te
Breda en het werk werd uitgevoerd door het
aannemersbedrijf Nico de Bont en Zonen te
Nieuwkuyk.
In totaal was er een bedrag mee gemoeid
van circa twee miljoen gulden. En dat mag
wel vrij fors worden genoemd.
In 1972 werd het kasteel door de gemeente
Breda verkocht aan het toen pas opgerichte
Waterschap West-Brabant, dat er zijn be
stuurlijk, administratief en technisch cen
trum in vestigde. Het Waterschap kocht
Bouvigne en ruim 50 ha rondom het kasteel
vooreen bedrag van 1.400.000,-en tege
lijkertijd werd ingehaakt op het bouwkundig
onderzoek, dat ir. J. de Wilde al in opdracht
van de gemeente Breda had ingesteld. Naar
aanleiding daarvan had hij ook een restaura
tieplan ontworpen. Begonnen werd met het
poortgebouw met de daaraan grenzende
kantine en keuken.
Offers
Er zijn bij deze restauratie wel enkele offers
gebracht. Zo werd een in de kelder onder de
hal ontdekt oventje weggebroken omdat er
een vierde keldersegment aangebracht
moest worden. Veel ingrijpender wasechter
het besluit om alle twaalf dakkapellen, die
door ir. Van der Steur in 1932 in renaissan
cestijl waren aangebracht naar de situatie
van 1773 en ter vervanging van de drie dak
vensters in Lodewijk XVI-stijl, nu te laten
vervallen, zodat het dak geheel vlak gehou
den werd. Het is ook opvallend dat de vier
hoekschoorstenen weggelaten zijn. Er
kwamen één schoorsteen voor de centrale
verwarming en vier loden pirons voor in de
plaats. De zinken goten werden vervangen
door houten goten.
Maar ook binnen zijn er nogal wat verande
ringen aangebracht. Omdat de kelders in de
wintermaanden wel eens onder water ston
den werd dit probleem - zoals dr. F. A.
Brekelmans het schreef*) „rigoureus"
aangepakt. Er is een halve steen van de
muren afgehakt, evenals twee lagen van de
vloeren. Hét adviesbureau ir. Snellen te
Breda heeft daarna een 30 cm dikke beton-
12
doos in alle kelders ontworpen. Mooi is dit
niet, maar wel afdoende. Op de 20 cm uit
stekende betonmuren werd 2 hoog een
klampsteen gemetseld, waarachter de ne-
on-verlichting onzichtbaar gemaakt wordt
en waardoor voor de moeilijke kelderver
lichting een goede oplossing gevonden is.
Het zuidoostelijk deel van het kasteel heeft
nooit kelders gehad. Er werd bij deze ver
bouwing een geheel niéuwe betonnen kel
der gemaakt, waarin een witmarmeren kel
dertrap, toiletten en een pompkelder zijn
ondergebracht.
Het trappehuis werd belangrijk uitgebreid
door de eiken trap over twee verdiepingen
door te trekken naar de zolder.
Stucplafonds werden hersteld of volledig
vernieuwd, de schoorsteenmantels, de lam-
brizeririgen, kasten en deuren, alles werd
gerestaureerd.
Aan de binnenkant werd tegen alle buiten
muren een klampsteen aangebracht met het
oog op het nieuwe stucwerk.
Geheel vernieuwd werd de keermuur tussen
de poort en de brug, maar wel in oude steen.
Dit was nodig omdat de oude muur bijna in
de gracht stortte.
Kasteel Bouvigne bij Breda, na de restaura
tie
Foto: Sybolt Voeten, Breda.
Boeverijen
Hoe oud het kasteel is, valt niet met zeker
heid te zeggen. De oorspronkelijke naam
„Boeverijen" komt al voor in 1425. Als
kasteel wordt Bouvigne voor het eerst ge
noemd in 1554 toen joncker Jacop van
Brecht er zijn testament maakte. Kort
daarna is er sprake van 't Huys van Brecht
of Boeveryen'; het was in die tijd al ,een
stenen huijs begraven met grachten' en
,vuyten water opgemetst'.
Het is een rechthoekig gebouw door een
stenen brug met het voorterrein verbonden.
Er is wel verondersteld, dat de naam van het
kasteel te maken had met de familie Van der
Boverien, die in de 14e eeuw in Breda leef
de; het waren leenmannen van de heer van
Breda. Het kasteel is in elk geval lange tijd
in het bezit geweest van de jonkheren van
Brecht tot omstreeks 1610. Toen ging Bou
vigne over naar ridder Keermans, die het
kasteel liet uitbreiden en het ook zijn hui
dige gedaante gaf.