Monumenten: openbaar kunstbezit Financiële situatie bedroevend In zijn voordracht op de Nationale Monu mentenstudiedag, heeft de hoofddirecteur van de Rijksdienst voor de Monumenten zorg, de heer J. Jessurun geen blad voorde mond genomen. Kennelijk sprak hij zijn kri tische gehoor duidelijk aan, want zijn be toog werd enige malen door instemmend applaus onderbroken. De heer Jessurun begon met te constateren, dat Monumentenzorg ook nu nog in een bedroevende financiële situatie verkeert. Nadat het budget enkele malen aanzienlijk was verhoogd, is er nu een stilstand ingetre den, die in feite een achteruitgang impli ceert en dat op een moment dat de stadsver nieuwing allerwege op gang komt en van de Rijksdienst een grotere inspanning wordt verwacht. Als de regering bereid is - en dat is zij - om voor stadsvernieuwing wel te betalen en 'voor cultuurbehoud nauwelijks of althans weinig, dan handelt zij daarbij in wezen tegenstrijdig, want zij onthoudt dan de ziel aan de stadsvernieuwing in histori sche kernen. De heer Jessurun zei te beseffen, dat mo numenten geen politiek harde materie vor men. Politiek hard is alleen datgene wat schreeuwt of bijt en dat gaat voor ons mo numentenbestand niet op; een te groot deel ervan gaat integendeel, geruisloos aan de tand des tijds ten onder. De tegenstanders van monumentenzorg, die aanvoeren dat restauratie zo ontzettend veel geld kost, wees de heer Jessurun er op, dat afgezien van de maar zeer betrekkelijke juistheid van die stelling, juist door onvoldoende geld beschikbaar te stellen het verval ontstaat, waardoor de kosten van herstel inderdaad hoger zijn dan noodzakelijk ware geweest, indien eerder ingegrepen had kunnen wor den. In de waagschaal Het getuigt van een ongeloofwaardige situa tie als wij zo'n honderd jaar na Victor de Stuers een uitgavenpatroon van de rijks overheid hebben met een tekort van zo'n tachtig miljoen, waardoor we ons architec tonisch cultuurbezit zo in de waagschaal stellen. Met tevredenheid constateerde de hoofddi recteur van de Rijksdienst dat de stadsver nieuwing op gang komt. Maar er is meer nodig dan beschikkingen, bouwvoorschrif ten en wat dies meer zij. En dat is de maat schappelijke en cultuurhistorische inbreng, welke facetten beide behoren tot de porte feuille van CRM! De heer Jessurun moest vervolgens constateren, dat Monumenten zorg nogal eens op weerstand stuit, daar de belangen die zij verdedigt bepaalde groepe ringen niet aanspreken. Maar al te vaak wordt de cultuur in ons land beschouwd als iéts dat, zo er al aandacht aan besteed moet worden, nauwelijks geld mag kosten. Dat is om vele redenen een treurige vaststelling, maar: als er één vorm van letterlijk openbaar kunstbezit is, dan is dat wel onze historische bebouwing. Ook in het ruimtelijke orde ningsproces dienen cultuur- en kunsttradi ties de aandacht te krijgen'die zij verdienen en zoals dat in onze omringende landen en trouwens ook in eigen land gedurende lange periodes het geval was. Dwingelandij en dogma's De opvattingen van de Rijksdienst, vaak als dwingelandij ervaren, zijn gebaseerd op toewijding en de stellige overtuiging dat ook de moeilijk herkenbare waarden niet moeten worden uitgepoetst zodat onze eigen mense lijke omgeving in stand gehouden kan wor den. Vaak optredende tegenstellingen tussen stadsplanning en monumentenzorg zijn on nodig en getuigen van een verkeerd inzicht. Verleden en heden kunnen en behoren aan elkaar te worden gekoppeld, doch de scha kel daarvan ligt bij de mens zelf. Het is al moeilijk genoeg om met de vele en reële vraagstukken die zich voordoen de stads vernieuwing tot stand te brengen. Schijn bare tegenstellingen en polariserende op stellingen dienen dan ook allereerst verme den te worden. Beantwoording van een aantal praktische vragen leidt soms tot een fanatiek dogma tisme te ene en te andere zijde. Deze dog ma's ook op het gebied van stadsvernieu wing en monumentenzorg, worden soms zo hardnekkig verdedigd, dat de heer Jessurun zich niet aan de indruk kon onttrekken dat sommigen bang zijn om door vakgenoten in de ban te worden gedaan en anderen om door partijgenoten uit de achterban te wor den gestoten. Nadrukkelijk verklaarde de heer Jessurun nieuwbouw a priori en uit principe niet uit den boze te vindenMonumentenzorg in elk geval verzet zich in beginsel tegen nieuw bouw in historische omgeving. Daarbij dient dan wel te worden bedacht dat men öf moet streven naar harmonie ten opzichte van de bestaande bebouwing öf voor een dusdanige tegenstelling dat deze alleen ge wettigd wordt door de herkenbare en kwali tatieve eigenschappen ervan. Over het al gemeen vraagt dit toch wel architecten, die tenminste geïnteresseerd zijn in de nalaten schap van hun voorgangers zowel als over die van hun zelf. Grote en kleine schaal De heer Jessurun kwam vervolgens te spre ken over de grote en de kleine schaal. Varië teit blijft wenselijk. De tendens die thans waarneembaar is om de kleine schaal te verheerlijken heeft gevaarlijke kanten. Her stel van historische kernen is naar zijn op vatting, nog afgezien van andere bezwaren, niet identiek aan het kwistig rondstrooien van trapgeveltjes en roedeverdelingen en handgevormde baksteen. Over de toepas sing van nieuwe of oude bouwmaterialen dient men genuanceerd te denken. J. Jessurun Hierna stelde de heer Jessurun het probleem van de bewoners aan de orde, die na restau ratie of rehabilitatie hun pand niet meer kunnen betrekken, hetzij omdat de huren te hoog zijn geworden, hetzij omdat de be stemming is veranderd. In zijn algemeen heid bestaan hiertegen grote bezwaren. De terugkeer van de oorspronkelijke bewoners moet, indien zij dat wensen, zoveel moge lijk worden nagestreeft. Maar zij die het wegtrekken van de bevolking altijd als fer vent argument tegen monumentenzorg en stadsvernieuwing hanteren, dienen zich wel te realiseren dat er ook groepen of indivi duen zijn, die vaak om geheel andere rede nen willen wegtrekken en dat moet natuur lijk mogelijk blijven. Voor wat de financiële consequenties betreft, die het motief vor men om weg te trekken, kan dit niet worden afgedaan met de ongenuanceerde stelling, dat rehabiliteren en restauratie van be staande bebouwing altijd duurder zijn dan nieuwbouw. 130

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1977 | | pagina 21