I
met de universiteit zou de gemeente duide
lijkheid moeten scheppen over de te ver
wachten groei en de groeimogelijkheden in
de stad.
Met deze lange inleiding is impliciet al veel
gezegd over de universitaire bouwplannen
en de bescherming daarbij van de monu
mentale binnenstad. Tientallen en tientallen
jaren lang is het slecht gegaan met Leiden.
Dat betekende: achterstallig onderhoud,
verval van vele monumenten en tenslotte
soms kaalslag. Als we over monumenten
zorg willen praten moeten we het eerst ge
had hebben over de stad in het algemeen.
Monumentenzorg is slechts mogelijk op ba
sis van een „levende stad" rondom en in
dienst daarvan.
Op het Witte Singelterrein zou het zeer
grote gebouw van de universiteitsbiblio
theek moeten komen. Auto's moeten hier
opgeborgen worden in parkeerkelders. De
Trekvliet moet weer opengegraven worden.
Architect Van Stigt schrijft hierover: „In de
oude stad heeft de stadsgracht de kwaliteit
om gebieden te scheiden en te verbinden.
Door grachten als herkennings- en herha
lingselement te gebruiken ontstaat een bin
ding naar beide terreinen".
Aanpassen zonder lafheid
De gedachten van de architecten hebben
voorlopig vorm gekregen in een structuur
plan dat in juni 1976 gepresenteerd is. In dit
plan is te zien wat de relatie van de nieuwe
gebouwen onderling en tot de omgeving is.
De Doelengracht met rechts de verspreide bebouwing van de militaire kakschool
Water scheidt en verbindt
Bij hun eerste verkenning werd de architec
ten al snel een aantal dingen duidelijk. De
twee terreinen moesten elk hun eigen karak
teristiek behouden. Het Doelenterrein ligt in
een „kleinschalige" historische omgeving.
Door een brede singel van de oude stad
gescheiden ligt het Singelterrein tussen
ruimere negentiende-eeuwse bouw.
Op het Doelenterrein moet het stratenpa-
troon van de omringende Academiewijk zo
veel mogelijk doorgetrokken worden. Het
„arsenaal" langs de Groenhazengracht
blijft staan om een geleidelijke overgang
naar de nieuwbouw mogelijk te maken. Op
het gemeentelijk deel van het terrein zouden
bij voorkeur woningen moeten komen, en
wel langs de Doelengracht, zodat ook hier
er een geleidelijke overgang zal zijn. In
principe is het terrein alleen voor fietsers en
voetgangers toegankelijk. De bouwhoogte
mag nauwelijks hoger zijn dan de omge
ving.
105
In het blad Wonen-TA/BK (nr. 17 septem
ber 1976) is na te lezen welke diepgaande en
heftige discussies in het team aan het plan
zijn voorafgegaan
Bij herhaalde bestudering van het plan komt
steeds meer naar voren hoe elke architect op
zijn eigen wijze ingespeeld heeft op de be
staande situatie zonder daarbij laf of senti
menteel te zijn.
Van Stigt is uitgegaan van een verkenning
van de omliggende bebouwing. Hij ziet
overeenkomsten in bouwtechniek en bouw
hoogte van de bebouwing binnen en buiten
de singels. Op het Witte Singelterrein zal hij
zelf aan weerszijden van de centraal ge
dachte bibliotheek huisvesting bouwen voor
onder meer de taleninstituten. Hij zoekt als
het ware een voortzetting van de woonbe
bouwing langs de singel door zich in de
maten aan te passen en elk instituut een
„eigen voordeur'te geven,Door de inde
ling van de volumes en de gevels kan de
maat, schaal en scandering van de universi
teitsbebouwing op zijn eigen wijze herken
baar zijn en overeenkomen met de overige
bebouwing van de Trekvliet en de Witte
Singel."
In de opbouw van zijn gebouwen gaat Van
Stigt uit van een ruimte met een menselijke
maat: vier mensen met uitgestrekte armen
naast elkaar kunnen een kamerwand van
7.20 m. omspannen demonstreert hij. Deze
eenheid geeft een vloeroppervlak van 50
vierkante meter, die hij in allerlei variaties
aan elkaar koppelt. De ruimtes worden ge
groepeerd om open binnenhoven; de maat
daarvan heeft hij afgekeken bij het arsenaal
op het Doelenterrein.
Tussen de gebouwen van Van Stigt zal Van
Kasteel de universiteitsbibliotheek bouwen
op het Witte Singelterrein. Van Kasteel
heeft eigenlijk al onmiddellijk in een eerste
schets zijn conceptie vastgelegd. In de uit
werking zijn de overeenkomsten met Van
Stigts bebouwing frappant: eveneens drie
bouwlagen, drie met koepels overdekte ho
ven in het gebouw met dezelfde afmetingen
als de hoven van Van Stigts bebouwing.
De symmetrische plaatsing van de drie ge
bouwen op het Witte Singelterrein heeft uit
eindelijk de ligging van de gebouwen op het
Doelenterrein bepaald. Tot die symmetrie
kwam men omdat dat een „natuurlijker"
verdeling zou zijn dan een tweedeling
waarbij de bibliotheek niet centraal zou lig
gen. Door de verdeling zou ook de lange
wand aan de Singel onderbroken kunnen
worden. Het gaat hier om een lengte van
tweemaal de beurs van Berlage aan het
Damrak!
Het „groene" karakter van de singel zou
versterkt moeten worden door twee drie
hoekige „groene" inhammen tussen de bi
bliotheek en de andere bebouwing. Op de
pleintjes komen twee bruggetjes uit: het al
bestaande Paterbruggetje tussen Doelenter
rein en Hortus en een nieuw aan te leggen
oversteek centraal op het Doelenterrein.
Deze beide oversteken moeten een door
gang vormen vanuit de stad, tussen de be
bouwing door tot aan de Rijn- en Schiekade.
Tussen beide bruggetjes ontwerpen Ahrend
en Kleijereen gebouw met Centrale Facili
teiten zoals collegezalen, en een theatertje.
Dit theatertje kan 's avonds avonds het
pleintje verlevendigen dat midden op het
Doelenterrein ontstaat tussen de bebou
wing. Aan het pleintje komt ook een ge
deelte van de woningen te staan die een
overgang vormen naar de Doelengracht.
Ahrens en Kleijer wijzen erop dat hun ge
bouw weliswaar groter is dan de omrin
gende bebouwing, maar dat de blokken
waaruit het is opgebouwd niet groter zijn
dan „de grotere historische panden op het
Rapenburg". Door de blokken licht te laten