kmuwuuas, nou» snuii Itbj toezicht waren tot 1965, het jaar waarin de nieuwe woningwet van kracht werd zeer uiteenlopend. Er waren zowel lokale als regionale en pro vinciale welstandscommissies, gemeente lijk aangewezen, als vereniging of stichting. De commissies werden soms samengesteld uit uitsluitend ambtelijk deskundigen, in andere gemeenten uitsluitend uit partikulier deskundigen en elders waren deze commis sies gemengd samengesteld. Daarnaast wa ren er vele gemeenten waar het welstands toezicht werd uitgeoefend door de gemeen telijke dienst bouw- en woningtoezicht of alleen door de directeur van deze dienst. Ook kwam het voor dat het hele welstands toezicht werd uitgeoefend dooréén partiku lier architekt. Zijn bevoegdheden reikten dan wel tot en met de archiktektonische coördinatie van gehele stadswijken. In een dergelijk geval sprak men van supervisie door een supervisor. Tegenwoordig is het welstandstoezicht vrijwel overal gemeen schappelijk en provinciaal geconcentreerd. Kampen, 1938 welstand en reclame Drie uitgangspunten De huidige Woningwet van 1965 stelt dat de gemeenteraad een deskundig college moet aanwijzen voor het schriftelijk uitbrengen van advies bij de toepassing van de voor schriften omtrent de welstand. Hierdoor werd een eind gebracht aan de éénhoofdige supervisie. Dit college, nu vrijwel overal de welstandscommissie ge noemd, is een adviesorgaan ten behoeve van het college van Burgemeester en Wet houders. Want het zijn B W die uiteinde lijk de beslissing nemen omtrent het verle nen van een bouwvergunning. Het staat B W vrij van het welstandsadvies af te wijken. De dienst Bouw- en Woningtoezicht beoor deelt het plan op bouwkundig-technische gronden. Beide adviezen komen samen bij het college van B W. Deze betrekken bij hun oordeelsvorming ook financieel- economische en infra-structurele aspekten. Het advies van het welstandscollege is ge baseerd op een drietal uitgangspunten, welke in de model-bouwverordening zijn opgenomen (art. 34, lid 1 en 2). Hierin is vastgelegd, dat, het bouwwerk op zichzelf; het bouwwerk in verband met de bestaande omgeving, en het bouwwerk in verband met de te ver wachten ontwikkeling zal moeten voldoen aan redelijke eisen van welstand. Hier spreekt men van de positieve benade ring, het voldoen aan redelijke eisen van welstand. De redaktie van de welstandsbepaling is vele malen stof voor langdurige discussies geweest. In 1927 werd door het Nederlands Instituut voor Volkshuisvesting en Stede- bouw, het huidige Nederlands Instituut voor Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting, een commissie ingesteld die de redaktie moest bestuderen. Toen nog meende de commissie een redaktie te moeten aanbeve len waarin „het uiterlijk van een op te rich ten of naar uitwendigen vorm en samenstel ling te veranderen gebouw" zodanig moest zijn, dat „het uit een oogpunt van welstand geen aanstoot kan geven". Dit is de inmid dels verouderde negatieve bepaling. De vorm waarin het advies wordt uitge bracht is meestal een verslag van de bevin dingen van de commissie. Af en toe schijnt nog te worden volstaan met een uitspraak als „aanvaardbaar" of „toelaatbaar". Het Naaldwijk, 1960. Aanstoot? I 91

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1977 | | pagina 24