Welstandswerk, (ook) een
strijd om schoonheid
Op 18 februari 1911 besloot het bestuur
van de Bond Heemschut, toen voor de
tweede maal in zijn bestaan byeen, een
commissie te benoemen, die een werk
programma voor de Bond zou moeten
ontwerpen.
Leden van de commissie waren de be
kende architekt K.P.C. de Bazel, Jan
Kalf de latere directeur van het voorma
lig Rijksbureau voor de Monumenten
zorg en A.W. Weissmann, secretaris van
de Bond.
Schoonheidsraad
Enkele maanden later al bood de commissie
het bestuur een ontwerp-werkprogramma
aan. Het bestond uit twaalf punten met een
toelichting. Het vijfde punt uit het pro
gramma luidde: ,Het bevorderen dat nieuw
te stichten bouwwerken aan de eischen der
schoonheid voldoen".
In de hierbij behorende toelichting kwam
men met enkele concrete voorstellen: ,,De
Bond stelt in een .Schoonheidsraad', welke
zijn diensten overal verleent waar dit noodig
is. De taak van deze raad zal zijn adviezen te
geven omtrent alles wat van invloed kan
wezen op de schoonheid van stad en land.
De Raad zal door het Dagelijksch Bestuur
van den Bond, dat voorgelicht wordt door
de Correspondenten, om advies gevraagd
worden, waarna dit Bestuur dit advies ter
kennis brengt van wien het aangaat. (-) Het
Dagelijksch Bestuurbrengt de instelling van
den Schoonheidsraad ter kennis van alle
openbare bestuurslichamen, die voor zulk
een kennisgeving in aanmerking komenDe
Schoonheidsraad zal, indien dit noodig
blijkt, gewestelijke commissies aan het be
stuur ter benoeming voordragen.
De taak dezer commissies zal overeenko
men met die, welke door de .Schoonheids
commissies' in de groote gemeenten wordt
vervuld. De Schoonheidsraad zal niet
slechts advies geven ten opzichte van de
stichting van enkele gebouwen, maar ook
omtrent verandering in aanzien van het
landschap en bij wijziging of uitbreiding
eener bebouwing".
De commissies waaraan men dacht waren
bijvoorbeeld de Amsterdamse, die in mei
1898 werd opgericht, teneinde te adviseren
omtrent het uiterlijk van de bebouwing op
de gemeentelijke terreinen achter het
Rijksmuseum en aan de kort nadien ontstane
commissies in Den Haag, Rotterdam en
Arnhem.
Welstand
Om te voorkomen dat nieuwbouw de be
staande omgeving zou ontsieren, was het
wenselijk en eigenlijk noodzakelijk, dat de
gemeentebesturen de door hen te verlenen
bouwvergunning mede afhankelijk stelden
van eisen van schoonheid, ter beoordeling
van (een commissie van) deskundigen. De
Noordhollandse gemeente Laren gaf het
goede voorbeeld, door in 1913 in haar
bouwverordening een bepaling in deze zin
op te nemen. Deze bepaling was daartoe
door de Bond Heemschut geformuleerd en
eiste dat: „het uiterlijk van gebouwen, al of
niet met terreinafscheidingen door muren,
hekken of dergelijke, zodanig moet zijn, dat
zij noch op zichzelf, noch in verband met
hun omgeving, uit een oogpunt van wel
stand aanstoot geven of kunnen geven".
Hiermede hadden de esthetische naast de
technische eisen hun entree gemaakt.
Landelijk adviesbureau
In 1919 verleende de regering aan de Bond
Heemschut een subsidie voor het inrichten
van een bureau, dat adviezen kon geven,
aan die gemeenten, die geen eigen advies
orgaan konden of wilden instellen, maar
wel een welstandsbepaling in hun verorde
ning hadden opgenomen. Het adviesbureau
trachtte veelal de opdrachtgever te verwij
zen naar een (goede) architekt, danwel zelf
met een minimum aan wijzigingen, het
ontwerp (beter) te laten aansluiten op de
omgeving. Het belang van het welstands
toezicht drong meer en meer door; binnen
enkele jaren kreeg Heemschuts adviesbu
reau méér dan 500 adviesaanvragen per jaar
te verwerken.
Steeds meer gemeenten gingen over tot een
vorm van welstandstoezicht, al of niet ge
meenschappelijk met andere gemeenten en
tegen het einde van de dertiger jaren be
schikte het grootste gedeelte van de ge
meenten over een eigen welstandsorgaan.
De organisatievormen van het welstands-
Uit Heemschut nr 7 jaargang 1927
90