Herbezinning Een herbezinning op deze ontwikkelingen, hun oorzaken en complicaties moet zeker niet als overbodige luxe worden gezien. Een binnenstadsvemieuwing behoeft niet nood zakelijkerwijs het karakter van sanering en kaalslag aan te nemen. Algemeen gespro ken zal een genuanceerd beleid nodig zijn, waarin behoud en vernieuwing niet als tegenpolen fungeren, maar als elkaar onder steunende zaken. Het behoud van monumenten nu en in de toekomst is slechts dan zinvol wanneer dit bijdraagt tot het optimaal (blijven) functio neren van binnensteden. Wanneer monu menten en ensembles daadwerkelijk bijdra gen tot verscheidenheid in vorm en be stemming van de binnenstad, zal de binnen stad ook beter in staat zijn de aanval van allerlei vormen van bedrijvigheid in de peri ferie het hoofd te bieden. Hiermee krijgt de monumentenproblema- tiek het karakter van een meer algemeen maatschappelijk vraagstuk. Conclusies De discussie-nota omvat meer dan tachtig conclusies en ruim vijftig aanbevelingen. Het zal duidelijk zijn, dat die niet allemaal door ons kunnen worden vermeld. Alvorens een aantal conclusies weer te geven, eerst iets uit de inleiding tot de conclusies. Algemeen gesproken, aldus de auteurs, is er momenteel in de onderzochte gemeenten sprake van aanzienlijk meer aandacht voor het culturele erfgoed dan in de periode 1945-1970. Men heeft meer affiniteit ge kregen met het specifieke karakter, dat met de historische bebouwing verbonden is. Daardoor is er ook eerder sprake van een positieve mentaliteit ten aanzien van herstel en behoud. Bij elke onderzochte gemeente bestaat een bepaalde bereidheid om in het beleid t.a.v. de binnenstad met de monu mentale aspecten daarvan rekening te hou den. In enkele gevallen gaat deze bereidheid zo verdat de bestaande zorg voor monumenten wordt uitgebouwd tot een monumentenbe leid. Monumentenzorg in deze vorm fun geert dan als een aparte, algemeen als zoda nig erkende beleidssector. Een en ander be tekent in de praktijk veelal, dat de zin van het herstel en behoud van historische stede lijke milieus in sterke mate wordt ontleend aan het totale binnenstadsbeleid. Monu mentenzorg in deze vórm fungeert dan vaak als een stuk stadsvernieuwing. Niettemin wordt in de nota geconstateerd, dat de houding van de gemeenten ten aan zien van de gang van zaken over het alge meen vry passiefis. Hetgeen er daadwerke lijk gebeurt, is sterk afhankelijk van rege lingen, welke door het Rijk geëntameerd zijn. Het gemeentelijk monumentenbeleid is 88 volgzaam van karakter. Op enkele uitzon deringen na, worden er nauwelijks eigen beleidsinitiatieven ontplooid, in die zin, dat daardoor een specifiek gemeentelijk mo numentenbeleid tot stand zou komen, dat in meer of mindere mate onafhankelijk van rijksregelingen zou kunnen opereren. Mo numentenzorg wordt steeds meer geplaatst in het kader van de stadsvernieuwing. Een en ander vormt een positief gegeven in de totale ontwikkeling met betrekking tot de binnensteden. Bedenkingen De huidige gang van zaken geeft echter ook aanleiding tot enige bedenkingen. Het Rijk is bereid tot aanzienlijke financiële steun bij stadsvernieuwing. Voorhistorische milieus zijn en worden bovendien aparte financiële regelingen opgesteld. Niet zelden heeft een en ander tot gevolg, dat bij de gemeenten effecten op korte termijn worden nage streefd, in die zin, dat via het voldoen aan bepaalde met de regelingen verbonden voorwaarden op korte termijn een belangrijk stuk restauratie en stadsvernieuwing kan worden gerealiseerd waar men anders ter nauwernood aan zou zijn toegekomen. Dit betekent, dat op korte termijn eveneens een concreet monumentenbeleid ter tafel moet komen, omdat anders de plannen voor res tauratie en stadsvernieuwing, maar ook de effecten van de gepleegde stadsvernieuwing min of meer in het luchtledige zouden ko men te hangen. Een en ander is geen gun stige voedingsbodem voor een goed door dacht, harmonisch en consistent monumen tenbeleid. In de praktijk blijkt de visie, die aan het gevoerde beleid t.a.v. monumenten en his torische ensembles ten grondslag ligt, weinig doordacht en/of geëxpliciteerd te zijn. De eigen inbreng vanuit de gemeenten is in het algemeen gering. Men blijkt gevoe lig voor druk van buitenaf. Het totaal aantal wettelijk beschermde monumenten is slechts een beperkt deel van het totale histo rische pandenbestand in de binnenstad. Achterstand De restauratie van grote monumenten heeft in sommige gemeenten een grote achterstand. De restauratie van het gemeentelijk mo- numentenbezit is naar verhouding het verst gevorderd. De restauratie van particuliere monu mentwoonhuizen begint langzamerhand opgang te komen. Het jaarlijks volume is echter nog bescheiden Het systematisch onderhoud van monu menten laat nog zeer veel te wensen over. De monumenten in h'anden van de ge meente verkeren relatief gezien in betere toestand dan die welke in handen van particulieren zijn. Controle op het onderhoud van particu liere monumenten heeft niet of nauwe lijks plaats. De bestemming van kleine monumenten levert in het algemeen geen problemen op. De bestemming van grote monumenten wordt in een aantal gemeenten problema tisch ervaren. Vooral kerken, kloosters, liefdadigheidsgebouwen en kazernes zijn in dit verband moeilijke objecten. Het aantal ambtenaren bij gemeenten dat zich met monumentenzorg bezig houdt, is uiterst beperkt. Het toekomstig gemeentelijk monumen tenbeleid, zal een logische voortzetting zijn van de sedert ca. 1970 ingezette koers mits aan enkele randvoorwaarden wordt voldaan (politiek klimaat, finan ciën, juridisch instrumentarium en per soneel). Aanbevelingen Van de meer dan vijftig aanbevelingen ver melden we de volgende: Het verdient algemeen gesproken aanbe veling om de gehele binnenstad van histo rische steden tot beschermd stadsgezicht te verklaren. Er dient een uitbreiding van de rijks- en gemeentelijke monumentenlijsten met historische woonhuizen plaats te vinden. Verder dient men te overwegen om ook voor historische gebouwen zijnde niet- monumenten, een bepaalde wijze van be scherming in te voeren (bijv. wat men zou kunnen noemen B-bescherming). Burgergroepen dienen van meet af aan bij de planning van de binnensteden betrok ken te worden De periode tussen het inschrijven van een beschermd stadsgezicht in het registeren het vaststellen van een bestemmingsplan voor het gebied zal verruimd moeten worden. Het beleidsveld der monumentenzorg zal nauwere relaties met dat der stadsver nieuwing moeten aangaan, zonder echter zijn eigen identiteit te verliezen. Dit geldt zowel voor het rijks- provinciaal- als voor het plaatselijk niveau. Omdat de monumentenzorg in steeds nauwere relatie tot de stadsvernieuwing zal komen te staan, zullen nieuwe afspra ken moeten worden gemaakt over de ei gen taak van rijk, provincies en gemeen ten op het gebied van de monumenten zorg. Er zal een betere juridische basis moeten komen voorde stadsvernieuwing. De woonfunctie van de binnenstad kan o.a. worden bevorderd door een actief monumentenbeleid. Gemeentelijk monumentenbeleid dient

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1977 | | pagina 20