in Haarlem wanneer de Begijnenkerk aan de
Waalse gemeente wordt overgedragen. Met
de overgang van het kerkgebouw begon het
verval van de begijnenbeweging. Het be
gijnhof, werd ontsloten en van het eens zo
schitterende interieur, waar nu bij slecht
weer de regen langs de muren stroomt, is
niet veel meer overgebleven.
.Wanneer het mocht gelukken de om
geving in overeenstemming te brengen
met het bijna unieke middelpunt van het
Begijnhof, dan is hier een pleintje te
verkrijgen, dat in zijn geslotenheid een
sieraad voor Haarlem zou kunnen zijn,
een bezienswaardigheid ook voor den
vreemdeling. De toegangen tot het Be
gijnhof zouden deze woningen, die toch
eens afgebroken moeten worden, plaats
zouden kunnen maken voor kleine hui
zen, in stijl overeenstemmende met den
geest, die thans het Begijnhof nog, of
misschien wederom, ademt.
Pinksteren 1939. Mr. A. J. Enschedé
Kerk en cultuur
Reeds bijna een halve eeuw heeft de Waalse
gemeente plannen het gebouw te restaure
ren. Er werd uiteraard subsidie aange
vraagd, tekeningen gemaakt, restauratie
concerten gegeven, om tenslotte een stap
achteruit te doen. Achteruit, door opnieuw
de vraag te stellen „wat willen we nu pre
cies, kan dat dan ook en hoe kunnen zoveel
mogelijk mensen daar dan van profiteren'
Om daarop een antwoord te vinden werd
een beroep gedaan op een professioneel
team, met als resultaat een plan voor een
meervoudige bestemming van het gebouw,
uitgaande van de gedachte dat een dergelijk
waardevol cultuur-historisch goed niet uit
sluitend aan een kleine groep mag worden
voorbehouden. Niet alleen zal de kerk wor
den gerestaureerd, er komen nu ook moge
lijkheden voor het exposeren en bespelen
van oude kabinetorgels, waarvan de kerk er
reeds enkele bezit, daarnaast ontmoetings
ruimte voor de liefhebber van geschiedenis
en kunst, de mogelijkheid voor vergaderen
en het houden van lezingen. En natuurlijk de
gelegenheid alleen te kunnen zijn.
Daarbij blijft de oorspronkelijke functie van
de kerk, gelegenheid voor de eredienst,
vanzelfsprekend behouden. Verder wordt
gedacht aan het vestigen van oude ambach
ten rond de kerk, met de kerk als expositie
ruimte daarvoor. De uitstraling daarvan
naar het omliggende Bakenes kreeg reeds in
januari van het Monumentenjaar 1975 ge
stalte in de tentoonstelling „Het Haarlemse
Begijnhof'. Voor expositieruimte moest
toen nog uitgeweken worden naar het - in
middels ook al voor Haarlem verloren -
84
Bisschoppelijk Museum aan de Jansstraat.
De ondertitel „om een restauratie" be
doelde op brede schaal aandacht voor - en
hulp bij de verwezenlijking van de „stads
vernieuwing" in dit gebied te vragen.
De toekomst
Voor de kerk is er een onderzoeks-subsidie
verkregen, enkele huizen zijn inmiddels ge
restaureerd, er zijn plannen voor herbouw
van enkele panden. In hoeverre die plannen
gerealiseerd kunnen worden is afhankelijk
van de medewerking van de plaatselijke
overheid.
Het uiteindelijke beeld, dat beide besturen
voor ogen hebben is een rustige
woon/werkwijk, waarbij vooral gedacht
wordt aan „oude ambachten": eerder een
zilversmid of instrumentmaker dan een niet
in de wijk passende (en ook niet noodzake
lijke) supermarkt. Wèl een schilder en een
beeldhouwer, maar geen kledingmagazijn.
Geen concurrentie dus voor de Haarlemse
middenstand, maar eerder een waardevolle
aanvulling met intieme plekjes, een belang
rijk stukje Haarlem. Een kwestie van groei,
aangepast aan de wensen van zowel de be
woners als de stad.
,,De Bloempot"het uit 1609 daterende
woonhuis van de schilder Philip Wouwer
man (1619 - 1668) op de Bakkenesser-
gracht.
Het,Makelaarscomptoir'Begijnhof 20, herbouwd naar historische gegevens door
de Amsterdamse Maatschappij voor Stadsherstel. Voor het terrein rechts ervan zijn in
opdracht van de Waalse- of Begijnenkerk een drietal woningen getekend, met het oog op het
ontruimen van de kerk nodig voorde uitvoering van de restauratiewerkzaamheden.