Heemschut Een discussienota Jaargang 54 no. 5 mei 1977 Maandelijkse uitgave van de Bond Heemschut Opgericht 1911 Beschermvrouwe H.M. Koningin Juliana Eindredacteur: J.E. van der Wielen Alle correspondentie betreffende de redactie van het blad, richte men tot het secretariaat van de Bond Heem schut: Korenmetershuis, N.Z. kolk 28, Postbus 10525 Postgiro 124326 Amsterdam 1tel 22 52 92 Alle correspondentie betreffende ad vertenties: B.V. 't Koggeschip, Nieuwe Achtergracht 104, Postbus 1198, Amsterdam 4, tel. 22 97 21 HEEMSCHUT verschijnt 10 keer per jaar Lidmaatschap: individuele leden f. 40,— mogenlijkheid van reductie voor 65+en 25 f. 20,— donateurs/niet indiv. leden f. 55,— losse nummers (incl. porto) f. 3,40 Uit de inhoud: Een discussienota pag.79 Conflict met minister pag.80 De oudste kerk van Haarlem pag.82 Monument en binnenstad pag.86 Welstandswerk pag.90 Op de lijst pag.94 Heemschut in actie pag.98 Foto omslag: UJet Westfries Museum aan de Rode Steen in Hoorn; links 'het standbeeld van J.Pz. Coen. Het is bijzonder verheugend, dat op ver schillende niveaus monumentenzorg gelei delijk meer aandacht krijgt dan in het verle den het geval was. Het Monumentenjaar 75 heeft daartoe ongetwijfeld bijgedragen. Hier en daar wordt het duidelijk, dat de Amsterdamse declaratie (aangenomen op het Europese congres in het najaar van 1975) inspirerend werkt, dat men het niet bij woorden van intentie wil laten, maar ook bereid is daden te stellen. Deze conclusie laat zich aflezen in de discussie-nota, die onlangs is verschenen onder auspiciën van de Raad der Europese Gemeenten. Elders in dit nummer besteden we ruime aandacht aan deze nota. Op deze plaats willen we er graag enkele kanttekeningen bij plaatsen. In de eerste plaats valt de opdracht aan de auteurs, de heren Nelissen en De Vocht, van harte toe te juichen. Terecht heeft men de nota de toevoeging „discussie" meegege ven. Wie van de inhoud van de omvangrijke nota kennis neemt, zal stellig hier en daarop meningen stuiten, waarover te discussiëren valt. Maar wie het goed meent met ons bouwkundig erfgoed zal zich over deze stu die als zodanig kunnen verheugen. Er valt enorm veel uit te leren. Dat geldt zowel voor de overheidsinstanties, die zich met monu mentenzorg en binnenstadsvemieuwing be zig houden als voor de geïnteresseerde bur ger en de particuliere organisaties, die zich bewegen op het terrein van het behoud en de bescherming van ons bouwkundig erfgoed. Dus öok voor de Bond Heemschut. De discussie-nota is een gedegen stuk werk en verdient om tal van redenen grote waar dering. Nog geen anderhalfjaar na het slui ten van het Monumentenjaar een dergelijke studie op tafel brengen, achten we een bij zondere prestatie. De „snelheid" waarmee de nota tot stand is gekomen, blijkt geen enkele invloed te hebben gehad op de kwali teit. Wat ons vooral aanspreekt, is, dat in de nota veel, heel veel zelfs, is terug te vinden van het beleid, dat door de Bond Heemschut wordt gevoerd. Met deze opmerking beo gen we ons niet op de borst te slaan, maar wel menen we, dat we er uit mogen conclu deren, dat we de goede weg bewandelen. In dit verband zijn we verheugd, dat de heren Nelissen en De Vocht niet de mode van de dag volgen door monumentenzorg uitslui tend als een taak van de overheid te be schouwen. Uitdrukkelijk kennen de auteurs ook een taak toe aan organisaties als Heem schut en stichtingen resp. NV's op het ge bied van stadsherstel. Even belangrijk ach ten we het, dat in één der vele conclusies het „politiek klimaat" als een der randvoor waarden voor de voortzetting van het ge meentelijk monumentenbeleid wordt ge noemd Hoe belangrijk dat politieke klimaat is, kan blijken uit het geharrewar in een gemeente als 's-Gravenhage. Maar dit ter zijde. Van grote betekenis achten we de nota waar deze diep ingaat op de probleemstelling: monumentenzorg-stadsvernieuwing. Zeer terecht naar onze mening wordt hier een nauw verband gelegd. Nadrukkelijk wordt de plaats van het monument en van het beeldbepalend stads- en dorpsgezicht in het kader van de stadsvernieuwing bepleit. Na tuurlijk zijn we het eens met de stelling, dat het kleinschalige monument niet veront- achtzaamd moet worden, dat de woonfunc tie daarvan behouden of wel hersteld moet worden. Een dergelijk beleid draagt immers in hoge mate tot de leefbaarheid van de binnenstad (stadscentrum) bij. Het verbaast ons niet, dat de auteurs ge meentebesturen verwijten, dat ze in een veel te vroeg stadium tot kaalslag zijn overge gaan zonder nog te weten wat er voor in de plaats moet komen. De zorg van de auteurs voorde bestemming van grootschalige monumenten, zoals ker ken, kloosters enz. delen we uiteraard ten volle. Verheugend is, dat ook aandacht wordt ge vraagd voor „jonge" monumenten en voor monumenten van bedrijf en techniek. Terecht legt de nota de vinger op de wonde van het veelal ontbreken van beleid bij tal van gemeenten. Destemeer reden om, zoals de auteurs van de nota doen, die gemeenten te prijzen, die zich duidelijk positief tegen over monumentenzorg opstellen. Met het pleidooi voor ruimere financiële armslag zijn we het uiteraard volkomen eens. De suggestie om de gemeenten er toe te bren gen ook zelf gelden voor monumentenzorg te reserveren, vinden we het overwegen al leszins waard. Hetzelfde geldt voor de aan beveling gemeenten (meer) restauratie architecten op te laten leiden. Het pleidooi om het juridische instrumenta rium te verruimen onderschrijven we gaar ne. In dit kader verdient de aanbeveling om ook voor historische gebouwen, zijnde nïet-monumenten, een bepaalde wijze van bescherming in te voeren (gedacht wordt aan een B-lijst) ernstige overweging. 79

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1977 | | pagina 11