Heemschut in actie
gebieden buiten de bebouwde kom be
stemmingsplannen vast te stellen. Volgens
art. 33 van de wet op de RO zal tenminste
eenmaal in de tien jaar een bestemmings
plan moeten worden herzien. Wij pleiten
ervoor aan deze herzieningen de nodige
aandacht te besteden zodat daardoor de ver
anderde inzichten als basisgegevens in de
plannen kunnen worden ingebouwd. Ook
hebben wij geconstateerd dat nog vele ge
meenten met sterk verouderde plannen wer
ken, waaraan o.a. de gebruiksbepalingen
ontbreken, terwijl bij het nemen van een
voorbereidingsbesluit aanlegvoorschriften
gehanteerd zullen moeten worden. Het is
noodzakelijk dat grote aandacht besteed
wordt aan de verplichtingen die de wet RO
aan de gemeenten oplegt en te handelen in
de geest daarvan. Bij het opstellen - of het
herzien - van een bestemmingsplan zal in
het bijzonder gelet dienen te worden op de
volgende onderdelen:
het opnemen van gebruiksbepalingen
waardoor oneigenlijk gebruik zoals bur-
gerbewoning en industrievestiging in een
agrarische omgeving kan worden ge
weerd.
de bestaande bebouwing mag niet wor
den vergroot, met uitsluitend voor het
bedrijfsgedeelte een vrijstellingsbe
voegdheid van B en W.
voor het maken van een tweede dienst
woning op het bedrijf zal een afstands
norm ten opzichte van het bedrijf moeten
worden opgenomen waarbij in een derge
lijk geval de combinatie zal moeten
plaatsvinden van de uitritten, dus één uit
rit per bedrijf. Hierdoor wordt oneigen
lijk gebruik van een dergelijke dienstwo
ning voorkomen. In het algemeen zal af
stand tussen het bedrijf en huisperceel
minimaal 25 m en maximaal 75 m moe
ten zijn, met advies van de Cultuur-
Technische Dienst.
de toe te laten hoogten relateren aan de
boomgrens gesteld op max. 12 m, met
vrijstellingsbevoegdheid van B en W met
vereiste verklaring van geen bezwaar van
GS
de schaal zal zoveel mogelijk aangepast
moeten worden aan traditioneel voorko
mende maten. Noodzakelijke afwijkin
gen hiervan zullen in architectuur, door
b.v. geleding, opgevangen moeten wor
den.
6. Herbestratingen - herprofilering van
wegen - straatmeubilair.
Belangrijk is het bewaren van het histori
sche straten- en wegenpatroon maar evenzo
Hier geen asfalt
het verhardingsmateriaal, de wegprofile-
ringen en het z.g. straatmeubilair bij even
tueel nieuwe aanleg of wijzigingen. In het
verleden is teveel aandacht besteed aan an
dere aspecten dan historische waarden en
schoonheid van de wegen, karakteristieke
bochten, bermen en wegbreedtèn. Indien de
eisen van de nieuwe transportmiddelen
i.v.m. passage, verbreding noodzakelijk
zouden maken, pleiten wij ervoor de tradi
tionele wegbreedte niet aan te tasten doch de
oplossing te zoeken in plaatselijke z.g. pas-
seerhavens. Nieuwe wegverhardingen, pro
fileringen, straatverlichting, wegbewijze-
ring, reclameborden etc. kunnen het land
schap maar ook de bebouwde kom zo „ver
stedelijken" en, door de te sterke gericht
heid op de verkeerstechnische aspecten,
aantasten dat daarmee onnodig veel schoons
verloren gaat.
Ter uitbalancering van deze sterk techni
sche uitgangspunten tegenover de noodzaak
tot behoud van de landschappelijke waar
den, zouden de gemeenten ook hierover ad
viezen moeten inwinnen van de Welstands
commissie. In dit verband wijzen wij op de
mogelijkheid dat de Rijksdienst voor de
Monumentenzorg voor bestratingen op his
torisch waardevolle plaatsen kosteloos ad
viezen kan en wil verstrekken. Tenslotte
menen wij dat de aanleg van nieuwe wegen
zoveel mogelijk dient te worden beperkt en
de eventuele aanleg van de toch noodzake
lijke wegen geregeld dient te worden' door
een bestemmingsplan via art. 11 W.R.O.
met toestemming G.S.
7. Vorming subsidiepot gemeenten.
Het behoud van schoonheid is niet een
kwestie die de gemeenschap altijd geld kost;
in vele gevallen is het zelfs zo dat door het
nalaten van kostbare nieuwbouwplannen de
schoonheid meer gediend is dan bij de uit
voering daarvan. De grootste aantaster van
schoonheid en van de menselijke waarden
van onze traditionele omgeving is veelal de
vernieuwingsdrang, die zich manifesteert in
steeds grootschaliger vormen van een tech
nische conceptie waaraan door de gemeen
schap grote bedragen worden besteed. In dit
licht gezien, is het naar onze mening ge
rechtvaardigd in de Gemeentebegroting
gelden op te nemen ter bescherming van de
schoonheid. Een bijkomend effect is dan dat
mede hierdoor het vernieuwingstempo
wordt gereduceerd.
Als mogelijkheden voor besteding bevelen
wij aan: de subsidiëring bij herstel van ka
rakteristieke daken b.v. riet, of bij herstel
van karakteristieke gebouwonderdelen,
b.v. kroonlijsten, andere gevelbeëindigin
gen, gevelpuien en het eventueel ontpleiste-
ren van gevels. Ook is het denkbaar uit deze
pot stichtingen of verenigingen, welke
plaatselijk werkzaam zijn op dit gebied, te
activeren door het geven van voorschotten
e.d. Om hiervoor een evenwichtig beleid te
kunnen voeren is het noodzakelijk de subsi
dieverdeling in te passen in de onder sub 1
genoemde gemeentelijke monumentenver
ordening.
8. Beplantingsbepalingen o.a. op grond
van art. 10 van de Woningwet.
In het kader van de in de inleiding ge
noemde noodzaak om steeds te zorgen dat
de meer natuurlijke omgeving kan blijven
domineren t.o.v. nieuwe technische vor
men in het landschap die redelijkerwijs niet
konden worden voorkomen, is het omzo
men met „groen" veelal een aanvaardbare
oplossing. Bij het maken van nieuwe be
stemmingsplannen voor woningbouw en
industrie, grenzend aan het buitengebied,
zal ruimte gereserveerd dienen te worden
voor de aanleg van een groenomzoming met
struiken en een bomenrooster gebaseerd op
het traditioneel eigene van het landschap.
Voorts dient de bouwverordening uitge
breid te worden met beplantingsbepalingen
voor open ruimten bij gebouwen waarbij B
93