Minister contra Raad van State Lil Voor 't eerst in de geschiedenis van de Monumentenwet heeft de minister van CRM zich verzet tegen een advies van de Raad van State, bij welk college beroep was aangetekend tegen de plaatsing van het pand Buitenhof 19 te 's-Gravenhage op de Monumentenlijst. Buitenhof 19 is bij de Hagenaars beter bekend als de Hoofdwacht. Alvorens op deze beslissing van de Kroon nader in te gaan, eerst een klein stukje historie, waarvoor we het boekje van J. J. Moerman „Door het oude dorp van Die Haghe" (1948) raadpleegden. Naast de al lang gesloopte Diefsteen op het Buitenstond bevond zich omstreeks het einde van de 16e eeuw de stal van de koetspaarden van prins Maurits. Later werd het de stal van prinses Amalia van Solms. Nog later diende de stal als „Corps de Guarde van de Ruyterye, wagt houdende voor den Hove". In die tijd rijmde de dichter Jacob van der Does er van: „Hier is de Ruyter-wacht en hier wordt alle dagen Bij somertijdt, wanneer 't vijf uyren is geslagen, Bij winter, als de kloek drie uyren heeft geseyt Een Bende Ruyteren seer heerlijck opge- leyt". In de 19e eeuw diende het gebouw als Hoofdwacht van het Haagse garnizoen. Nog weer later werd het politiebureau. 88 Litho uit begin 19e eeuw van de Hoofd wacht op het Haagse Buitenhof (Uit ver zameling Gem. Arch. 's-Gravenhage) Sinds enkele jaren is het pand, dat in wendig zeer verwaarloosd is, eigendom van de heer H. W. M. Hilders, die bij de Raad van State in beroep ging tegen de beslissing de voormalige Hoofdwacht op de Monumentenlijst te houden. In zijn be roepschrift voerde de heer Hilders o.m. aan, dat het plaatsen van de Hoofdwacht- op de Monumentenlijst uit het standpunt van kunst niet zodanig is, dat dit pandje voor het nageslacht dient te worden be houden. Hij noemde het eerder lelijk dan mooi en geen specimen van Hollandse bouwkunst. Voorts oordeelde de heer Hilders het pandje voor de geschiedenis van betrekkelijke waarde, een o.i. weinig aansprekend argument gegeven hetgeen we hiervoor omtrent de enige eeuwen oude geschiedenis van de voormalige hoofdwacht vermeldden. De heer Hilders voerde ook aan, dat het pand van Rijks wege klaarblijkelijk (ook) niet als monu ment is beschouwd, want het Rijk had het pandje aan hem verkocht. O.i. een niets zeggend argument. Negatief advies In 1973 bracht de Raad van State advies uit in negatieve zin, nl. tegen de beslis sing het pand op de Monumentenlijst te plaatsen, overwegende o.m. dat het pand is gelegen in het monumentenrijke gebied rond het Binnenhof en de Hofvijver, dat in een beschermd stadsgezicht is begre pen: dat dit er evenwel niet aan vermag af te doen, dat zich aan weerszijden van het pand twee gebouwen bevinden, waarmede het pand geenszins een stilisti sche eenheid vormt en dat ook het Bui tenhof als geheel, alwaar tussen monu menten moderne betrekkelijk hoge be bouwing is opgericht, niet door een zo danige eenheid wordt gekenmerkt en dat het (pand) niet meer van zodanige be tekenis is, dat handhaving hiervan op de vastgestelde lijst van beschermde monu menten gerechtvaardigd zou zijn. De minister van CRM was het met dit advies niet eens en vroeg een nader ad vies van de Raad van State. Daarbij stelde de minister, dat een hoofdwacht in welke stad ook een klein gebouwtje is. Dat het pandje klein is, noemde de minis ter juist een karakteristiek gegeven. Dat het pand geen stilistische eenheid vormt met het rechter nevenpand achtte de mi nister niet juist. Voorts meende de minis ter dat in de belangenafweging in grotere mate de geschiedkundige waarde betrok ken zou moeten worden. Ter staving van deze laatste opmerking, noemde de minis ter de eveneens beschermde hoofdwach ten in Groningen, Zwolle, Hattem, Nij megen, Zutphen, Haarlem, Utrecht, Bre da, Geertruidenberg, Maastricht, Gorin-

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1976 | | pagina 18