De Twaalf Apostelen
te 's-Hertogenbosch
Als we het huidige stratenplan van 's-
Hertogenbosch vergelijken met het plan dat
door Jacob van Deventer in 1560 ver
vaardigd is, dan valt op dat de struktuur van
de stad sinds die tijd weinig is veranderd. De
drie hoofdstraten: de Hinthamerstraat, de
Vughterstraat en de Orthenstraat, die sa
menkomen op het driehoekige marktplein,
omsluiten drie flankgebieden te weten: in
het westen een gedeelte van het Uilenburg
kwartier, in het noorden het gebied rond de
Zuid-Willemsvaart en in het zuiden het ge
bied rond de Beurdsestraat. In de tijd van
Van Deventer waren deze gebieden vrijwel
onbebouwd en dienden zij als tuinbouw-
grond voor de vestingstad. Eerst in de 19e
eeuw kwam hier verandering in. De Zuid-
Willemsvaart werd gegraven die met de
zich aan dit kanaal ontwikkelende indus
trieën de noordelijke flank sterk in aanzien
deed veranderen. Tegen het einde van de
19e eeuw werden in het Uilenburgkwartier
grote kloostercomplexen gebouwd. Het
flankgebied aan de zuidzijde van de stad
bleef echter agrarisch. Eerst in het midden
van de jaren dertig van onze eeuw vonden
ook in dit stadsgedeelte grote veranderingen
plaats. Het grootschalige gebouw van de
P.T.T. werd gebouwd en de nog overgeble
ven tuingronden moesten verdwijnen voor
de aanleg van de Prins Bemhardstraat. Deze
ingrepen op de stedebouwkundige situatie
kregen na de oorlog hun vervolg in het
saneringsplan-Beurdsestraat, 'waarbij een
oude volksbuurt bijna geheel werd afgebro
ken. Op de lange tijd braakliggende gronden
werd een aantal woningen en kantoren ge
bouwd. Een aantal terreinen bleef echter
braak liggen en werkte op deze wijze mee
aan een verdere verpaupering van de nog
niet gesloopte gebouwen. Een aantal van
deze gebouwen langs de Sint Jorisstraat
werd hier ook de dupe van. Lange tijd heb
ben deze huizen met steeds minder succes
de elementen trachten te trotseren. Deze
gebouwen, met name de panden Sint Joris
straat 70 t/m 76, waren een laatste moge
lijkheid om een heel bouwblok, waarin zich
ook het nog 16e-eeuwse Hof van Zevenber
gen bevindt, te redden en zodoende een
verdere aantasting van dit stadsdeel een halt
toe te roepen. Het is dan ook zeer gelukkig
te noemen dat de gemeenteraad in 1972
besloot tot restauratie van de gebouwen.
Doorslaggevend was de hierboven geschet
ste stedebouwkundige situatie, zodat er eer
der sprake was van een stedebouwkundige
restauratie dan van een bouwkundige res-
86
De schrijver van dit artikel, de heer A.
H. van Drunen, is student bouwkunde
aan de Technische Hogeschool te Delft.
Hij specialiseert zich in restauratiewerk
en is voor zijn studie zijdelings betrok
ken bij restauraties in 's-Hertogenbosch.
tauratie. De historische waarde van het ge
bouw bleek eerst duidelijk toen men met het
daadwerkelijke restaureren begon.
17e-eeuws complex
Het complex bestaat uit een groot hoofdge
bouw van twee verdiepingen met een langs-
kap en een loodrecht op de hoofdvleugel
staande achtervleugel. Aangrenzend aan het
hoofdgebouw staat een koetsierswoning
met koetshuis. In eerste instantie leek het
huis grotendeels in het begin van de 19e
eeuw te zijn vernieuwd, toen het reeds in het
jaar 1407 gestichte Kuysten- of Loyersgast-
huis er zijn intrek in nam. Nader onderzoek
wees uit dat het hele huis uit het midden van
de 17e eeuw stamt. Onder de 19e-eeuwse
stuclaag van de voorgevel bleek een 17e-
eeuwse pilastergevel met hardstenen ban
den aanwezig te zijn. De balklagen van
moer- en kinderbinten, waarvan de moer-
balken loodrecht op de straatrichting liggen,
hebben zeer zware, nogal ongewone conso
les met op sommige plaatsen een losse, uit
stekende aftimmerplaat. Nadere bestude
ring bracht aan het licht dat ook deze conso
les uit het midden van de 17e eeuw moeten
dateren. Ook de kap met een viertal eiken
dekbalkjukken met gehakte telmerken zijn
uit dezelfde tijd.
De achtergevel heeft nog een aantal origi
nele raamopeningen met ontlastingsbogen
erboven. De plaatsen van de oren van de
kruiskozijnen zijn nog in het metselwerk te
onderkennen. Deze gevel is ongetwijfeld
ook uit de 17e eeuw (steenformaat 24 x 12 x
5 cm. 10 lagen 65 cm.). Een vreemde
sprong in de achtergevel deed vermoeden
dat de achtervleugel (steenformaat 26-28 x
13 x 6-6,5 cm. 10 lagen 79 cm.) ouder is
dan het grote voorhuis. De gedeeltelijk on-
derkelderde achtervleugel was vanaf de eer
ste verdieping vernieuwd. De begane grond
heeft tot de rooilijn van de Sint Jorisstraat
doorgelopen. Een akte uit 1505 bevestigde
dit vermoeden. Het werd toen omschreven
als huis, erf, plaats en achterhuis, een voor
die tijd gebruikelijke omschrijving voor een
lang diep huis met de nok loodrecht op de
straat. De kelders met tongewelven, die on
der het achterste gedeelte van de achter
vleugel zitten, zullen nog tot dit eerste ach
terhuis behoord hebben. Onder het voorhuis
heeft ook een kelder gezeten die echter niet
weer in gebruik genomen kon worden bij de
laatste restauratie. Bij de restauratie is in de
muur tussen het voorhuis en de achtervleu
gel een balk gevonden met 16e-eeuwse sleu
telstukken. Bij de nieuwbouw in het midden
van de 17e eeuw is de huidige achtervleugel
ontstaan met gebruikmaking van gedeelten
en materialen van de oudere bebouwing. In
de hoek tussen het voorhuis en de achter
vleugel was op de eerste verdieping een
eikehouten spiltrap aanwezig die ook uit de
bouwtijd zal stammen.
De hierboven vermelde verrassende vond
sten van een praktisch geheel aanwezig
17e-eeuws huis met een gedeeltelijk oudere
achtervleugel heeft het in eerste instantie
meer vanuit de stedebouwkundige wensen
opgezette restauratieplan gunstig beïnvloed
wat betreft de bouwkundige kant van het
plan. Van het begin af was het uitgangspunt
het voorhuis zoveel mogelijk in ere te hou
den, een uitgangspunt dat door de vondsten