Ongelijk „klimaat"
de hoogte van de plannen van de
gemeente met het stadsdeel waar
in zij gevestigd waren. Men was
hoogstens, al dan niet vaag, op de
hoogte van verkeersplannen. Een
enkele respondent wees op het
streven bij de gemeente de „woon-
'unctie" in de binnenstad te stimu-
eren, waarbij deze ontwikkeling
werd aangemerkt als een algemene
kwaliteitsverbetering in de stads
kern, die een gunstige werking zou
hebben op de bedrijven.
In de woningsector beoordelen
sommige monumenteneigenaren de
voor verbouwingen en reparaties be
nodigde contacten met de overheid
zeer negatief: „plaatsing op de lijst
is niet erg, maar ze doen niets
voor je; geen communicatie moge
lijk met monumentenzorg als bu
reaucratische instelling. „Ze sturen
je van het kastje naar de muur";
protesteren tegen monumentenzorg
heeft geen zin; instanties werken
langs elkaar heen; wereldvreemde
organisatie; monumentenzorg maakt
alles onnodig duur; ze vinden al
leen iets goed als het veel geld
moet kosten; zou veel goedkoper
kunnen werken; particulieren krij
gen weinig subsidie, overheidsge
bouwen kunnen wel gerestaureerd
worden van gemeenschapsgelden;
monumentenzorg stelt vanwege piet
luttigheden m.b.t. stijlzuiverheid on
redelijke eisen; wachttijd op subsi
dieuitkering is te lang; functionaris
sen tonen te weinig betrokkenheid
met de „oude objecten";gebrek aan
smaak en terzake kundigheid van
ambtenaren."
De heer Brunsman merkt in zijn
slotwoord van dit deel van het rap
port op, dat gezien de beperkingen
van het onderzoek, bij het trekken
van conclusies grote voorzichtigheid
dient te worden betracht.
Het rapport geeft vervolgens een
aantal conclusies over het voor
onderzoek naar ontwikkelingen ten
aanzien van de (ontwerp-)monumen-
tenlijst in de twee niet bij name ge
noemde gemeenten. Zo wordt op
gemerkt, dat er geen sprake is van
een algemeen, landelijk gelijk kli
maat ten aanzien van de monumen
tenzorg. In de ene gemeente be
stond een negatieve houding t.a.v.
de plaatsing van veel panden op de
(ontwerp-)monumentenlijst bij het
bedrijfsleven, met name de midden
stand, bij B. en W. en bij de ge
meenteraad, en bij de plaatselijke
pers. Men vreesde voor een ongun
stige invloed op de ontwikkeling van
de stad en op het economische le
ven Men vreesde dat het hart
van de stad zou worden bevroren
en dat het stadscentrum zijn aan
trekkelijkheid als koopcentrum zou
verliezen aangezien de beschermde
monumenten niet of niet tijdig zou
den kunnen worden gemoderniseerd
en aan de behoeften van de kopers
kunnen worden aangepast.
In de andere gemeente was de
houding t.a.v. de plaatsing van veel
panden op de monumentenlijst veel
positiever en ontbrak de angst voor
een vermindering van de aantrekke
lijkheid als koopcentrum.
Het rapport bevat verder gegevens
over de praktijk van de beroepsmo
gelijkheid in de monumentenwet en
over de berichtgeving over monu
menten in de dagbladen. De regio
nale dagbladen leverden twee keer
zoveel artikelen op als de lande
lijke bladen. In deze artikelen over
heerste de positieve mening wat be
treft (plannen tot) behoud van mo
numenten.
v. d. W.
Ongecoördineerde nieuwbouw tus
sen „monumenten".