bosch" onder Roermond (het thans nog bestaande landgoed „Hattem" al daar). Beiden, man en vrouw, vinden wij terug in de leenregisters tot 1557. Gelet op de zojuist vermelde jaartallen, betrekking hebbende op het echtpaar Inderhorst-Hillen, en de datering van het kasteel in diezelfde periode (mid den 16e eeuw), zouden genoemde echtelieden sterk in aanmerking ko men als bouwers van het laat-gotische kasteel Hasselholt. Genoemd archiefonderzoek bracht nog meer aan het licht. De laatste telg der Inderhorsten, Elisabeth, trad in het huwelijk met ridder Hartard van Spee, aanvankelijk schout van Dalenbroek (1614), daarna drost van Montfort tot aan zijn dood in 1632. Ook Van Spee werd op zijn beurt beleend met Hassel holt. Uit het huwelijk Van Spee-lnder- horst sproten diverse kinderen. Catrine trouwde met een zekere Antoine Oli- mar (hij overleed in 1647), die zijn schoonvader als drost van Montfort op volgde. Wat betreft Hasselholt, door nadere erfopvolging geraakte dit bezit in handen van geslachten, zoals de Van Mouwens en de Van Holt- huysen's,1 maar het werd verkocht tussen de jaren 1760 en 1768 aan Willen van Laar, een hereboer van allure, tevoren reeds gegoed in Ohé en Laak. Met het einde van het Ancien Régime is de rol van Hasselholt als leengoed uitgespeeld. Nazaten van Willem van Laar bleven er echter de eigenaars van totdat een van hen het in 1969 verkocht aan de schrijver van dit artikel. Wat bracht nu het archeologisch, kunsthistorisch en bouwkundig onder zoek aan het licht? Op afbeelding 1 ziet u het kasteel in de in 1969 aan getroffen toestand. Afbeelding 2 ver toont u hetzelfde gebouw na de restau ratie voorzien van een toren. Waarom deze toren (die blijkens afbeelding 1 een verborgen leven leidde) herbouwd kon worden, is te verklaren uit de plattegrond, (zje pag. 105) Aan de linkerzijde van deze schets, dat is dus de noord-oostkant van het kasteel, zijn stippellijnen getekend (zie: A). Zij markeren het muurwerk van een latere aanbouw die er tot aan de restauratie gestaan heeft. Het schuin-oplopende dak ervan reikte tot bijna aan de tweede verdieping van het kasteel. Nadat de kasteelwand vrij kwam, werd hij zorgvuldig ontdaan van toevoegingen en opvullingen. Tenge volge daarvan kwamen vier openingen te voorschijn waarvan er drie gehand haafd werden (afb. 3). Aanvankelijk stond men hier voor een raadsel. Waartoe hadden die openingen ge diend? Waren het wellicht stapel- of laadgaten, aangebracht om goederen hetzij graanoogsten naar binnen te brengen? Nadat echter een opgraving verricht was aan de voet van deze muur, stootte men op de fundamenten van een constructie die als afvoer be stemd was naar een voormalige gracht die aan de voet van het kasteel gelopen moet hebben. De oplossing van het raadsel lag toen voor de hand: de vier openingen waren vier latrines, naast en boven elkaar, twee dus voor elke verdieping. Stippellijnen ontwaart men ook op de plattegrond waar de letter B staat inge tekend. Ook deze duiden op een sloop die geschied is in verband met de restauratiewerkzaamheden. Hier ston den haaks op elkaar muren die in bouwvallige staat verkeerden en alleen al daarom grondig onderzocht moes ten worden. (Op afbeelding 1 ziet men de scheurenl). Na ontmanteling van dit hoekgedeelte stootte men ook hier op oude fundamenten. Het bleken de grondvesten te zijn van een toren bouw waarvan restanten op de eerste en tweede verdieping aan de binnen zijde van het kasteel reeds gesigna leerd waren en wel in de vorm van een Hasselholt na de restauratie gezien vanuit het noorden (toestand januari 1973). Foto: Dries Linssen. Heerlen

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1973 | | pagina 19