Belastingaftrek bij monumenten-
restauratie
Rectificatie
HEEMSCHUT
i
In BNB, een periodiek waarin o.m.
beslissingen in belastingzaken van de
justitie worden vermeld, troffen we een
arrest aan van de eerste meervoudige
belastingkamer van het Gerechtshof te
's-Gravenhage, dat we van voldoende
belang achten om het onder de aan
dacht van onze lezers te brengen.
In het onderhavige geval ging het om
iemand, die een niet meer gebruikte
korenmolen had gekocht en die deze
zoveel mogelijk in de oorspronkelijke
staat had laten restaureren, waarbij
enige voorzieningen werden aange
bracht, die de molen geschikt maakten
voor vakantieverblijf. De nieuwe mole
neigenaar meende aanspraak te kun
nen maken op aftrek van een deel van
de kosten van de restauratie. Hierte
gen had de belastinginspecteur be
zwaar gemaakt, omdat de molen geen
bron van inkomsten is nu hij als molen
niet meer in een rendabele staat was te
brengen en nimmer meer als zodanig
kon worden geëxploiteerd.
De moleneigenaar ging van deze
beslissing van de belastinginspecteur
in beroep en het Hof stelde eerstge
noemde in het gelijk. Het Hof over
woog daarbij, dat de molen een bron
van inkomsten kan zijn wanneer op
een andere wijze dan door het malen
van graan een rendabele exploitatie
mogelijk is. Nu de molen is hersteld in
de oorspronkelijke staat heeft hij zijn
identiteit als molen behouden, waaraan
niet afdoet, dat de ruimte geschikt is
gemaakt voor recreatieverblijf. Aange
zien een rendabele verhuring mogelijk
is gebleken dient de molen als bron
van inkomen te worden aangemerkt en
kan een deel van de kosten worden
afgetrokken.
Een van de overwegingen van het Hof
is nog van bijzonder belang, nl.: Mocht
de inspecteur hebben bedoeld te
stellen, dat de molen door restauratie
en het geschikt maken als recreatie
verblijf zijn identiteit zou hebben verlo
ren - zijn opmerking in raadkamer dat
hij dacht aan het gebruikelijke „omto
veren" van vervallen boerenhuisjes in
riante bungalows doet het vermoeden
- dan zou het Hof hem daarin
niet kunnen volgen. De molen is
hersteld in de staat waarin hij verkeer
de toen hij als molen werd gebruikt en
heeft dus zijn identiteit behouden. Hier
aan doet niet af, dat het molenwerk
thans meer de betekenis heeft van een
monument dan van een werktuig, noch
dat de in het bouwwerk aanwezige
ruimte geschikt is gemaakt om te die
nen als recreatieverblijf.
Tot zover het Haagse gerechtshof.
Aangetekend zij, dat de eigenaar van
de gerestaureerde molen 70 pet. van
de restauratiekosten als subsidie heeft
terug ontvangen.
Aanschrijving staatssecretaris finan
ciën
Inmiddels heeft de staatssecretaris van
Financiën op 7 november jl. de direc
teuren der rijksbelastingen over de
aftrek onderhoudskosten monumen
tenwoningen een aanschrijving doen
toekomen, die we gaarne onder de
aandacht van de lezers brengen. De
letterlijke' tekst van deze aanschrijving
laten we;hier volgen:
Ingevolge artikel 42a, lid 5, van de Wet
op de inkomstenbelasting 1964 wordt
met betrekking tot een eigen woning
die is ingeschreven in het register als
bedoeld in artikel 10 van de Monumen
tenwet (Stb. 1961, 200), en waarvoor
vanwege de Minister van CRM, ter
zake van restauratiewerkzaamheden
het verwerkte bedrag der subsidiabele
kosten is vastgesteld, in het kalender
jaar waarin die vaststelling plaats vindt,
30 percent van het verwerkte bedrag
aangemerkt als aftrekbare kosten dan
wel als kosten van een onderneming.
Tijdens de parlementaire behandeling
van het wetsontwerp waarbij dit
wetsartikel is ingevoerd, werd bij
amendement voorgesteld de aftrek van
de kosten niet te doen plaatsvinden
in het jaar waarin het verwerkte be
drag der subsidiabele kosten wordt
vastgesteld, doch de kosten aftrekbaar
te stellen in het jaar van betaling. Dit
amendement werd ingetrokken nadat
mijn ambstvoorganger de toezegging
had gedaan te trachten in de uitvoe-
ringssfeer regels te treffen, die tege
moet komen aan de gedachte welke in
het amendement is neergelegd.
Ter uitvoering van deze toezegging
van mijn ambtsvoorganger heb ik mij
beraden op de vraag of zodanige re
gels in de uitvoeringssfeer de vorm
kunnen en moeten krijgen van een
algemene aanwijzing door middel van
een aanschrijving aan de belasting
dienst, dan wel dat voorshands moet
worden volstaan belanghebbenden, die
op dit punt van het wettelijke systeem
nadelen ondervinden en deswege een
beroep doen op vorenbedoelde toe
zegging, individueel te verwijzen naar
het departement. Aangezien ik op dit
moment mij nog geen volledig beeld
kan vormen van de gevallen, welke
zich in de praktijk voordoen en van de
bezwaren welke aan toepassing van
de wettekst zijn verbonden, heb ik
voorshands gekozen voor de tweede
methode. Belanghebbenden dienen
derhalve, wanneer zij bezwaar maken
tegen toepassing van de wettelijke be
palingen, naar het ministerie te worden
verwezen.
Nadat op deze wijze met het vraagstuk
de nodige ervaring is verkregen zal
worden overwogen of het wenselijk is
ter zake een algemeen geldende be
paling te treffen en de inspecteurs der
directe belastingen met de uitvoering
daarvan te belasten.
In het bericht van de penningmeester
in nr. 6 - 1972 is helaas een storende
fout geslopen. Het postgironummer,
zoals dit ook op de inmiddels toege
zonden accept-giro kaarten staat ver
meld, is: 124.326