is een typisch voorbeeld van gebrek
aan visie, van de kwalijke gevolgen van
grondspeculatie, van een tekort aan
beleid op het stuk van stadsrenovatie.
En dat is nog niet alles. De bebouwing
van het Spuikwartier wordt door een
nieuwe ontwikkeling ernstig bedreigd,
nl. door het zgn. spreidingsbeleid t.a.v.
het regeringsapparaat. Dit beleid vloeit
o.m. voort uit het feit, dat er binnen de
Haagse gemeentegrenzen nauwelijks
meer bouwgrond aanwezig is en - met
uitzondering van de agglomeratiege
meente Zoetermeer - de andere rand
gemeenten beginnen ook vol te raken.
Bij het Rijk bestaat nu de vrees, dat er
voor het totale en nog steeds groei
ende regeringsapparaat onvoldoende
plaats meer is in de regeringsstad. Het
spreidingsbeleid is bovendien ingege
ven door de overweging, dat enkele
probleemgebieden elders in het land:
het Noorden, Oosten en Zuiden, be
hoefte hebben aan nieuwe ar
beidsplaatsen. Voor deze laatste over
weging kan men alle begrip hebben,
maar meer en meer wordt in Den Haag
bezorgdheid getoond over de vraag of
het spreidingsbeleid geen ernstige
aantasting van Den Haag als rege
ringscentrum zal gaan betekenen. De
regering wordt verweten, dat zij gege
vens hanteert van oude datum, met
name wat de ontwikkeling van Den
Haag als centrumgemeente betreft.
M.a.w. men verwijt de regering, dat zij
met haar spreidingsbeleid weliswaar
probleemgebieden wil helpen, maar
daarmee tegelijkertijd de donor: Den
Haag, tot een nieuw probleemgebied
maakt.
Men zal zich misschien afvragen, wat
het spreidingsbeleid te maken heeft
met het creëren van een nieuwe
stadswijk, aansluitend aan de oude bin
nenstad, het winkelcentrum van de
residentie. Het antwoord kan luiden:
alles.
Immers, wanneer het spreidingsbeleid
tot gevolg zou hebben, dat over een
jaar of tien zo'n 20 a 25.000 ambtena
ren met hun gezinnen, neerkomende
op ca. 100.000 mensen, uit Den Haag
zullen zijn verdwenen, gaat een groot
deel van de dienende functie van het
stadscentrum verloren. En dat niet al
leen, dan rijst tevens de vraag of ooit
de stedebouwkundige conceptie van
de Nieuwe Hout gerealiseerd zal kun
nen worden. En wanneer men die
vraag stelt, komt onherroepelijk de
vrees naar voren, dat de Haagse Saha
ra (d.i. het Spuikwartier) nog wel eens
vele jaren woestijn zal kunnen blijven,
een woestijn, waarin misschien dan wel
enige nieuwe departementsgebouwen
zullen staan, maar verder niets. We
willen niet zo pessimistisch zijn te ver
klaren, dat we de situatie uitzichtloos
vinden, maar wil men tot een verant
woorde stadsopbouw in het Haagse
centrum komen, dan zal men zich moe
ten realiseren, dat een levende bin
nenstad alleen tot stand kan komen,
resp. behouden kan blijven door daarin
alle elemënten op te nemen, die daarin,
naar moderne inzichten, thuis behoren.
In dit vérband dient dan te worden
opgemerkt, dat o.i. het plan voor de
Nieuwe Hout, zoals het oorspronkelijk
op tafel is gekomen, veel te weinig
ruimte laat voor woningbouw. Een bin
nenstad zonder bewoners is niet le
vend. Op het Middelburgse congres is
niet voor niets opgemerkt, dat er een
toenemende waardering is voor het
wonen in de binnenstad. Dat hangt
samen met een modern verschijnsel:
hang naar het oude. Maar, zal men
misschien willen opmerken, de toe
komstige: appendix van het Haagse
2 Nu uitziende op een steeds aanzwellende
hoeveelheid parkerende auto's aan het Spui,
toenemende ergernis voor de Haagse
binnenstad.
3 De oplossing is gevonden door prof. dr.
Lucas die deze kerk als uitgangspunt heeft
gekozen voor zijn plan .Nieuwe Hout".
centrum bevat niets ouds meer. Alles is
gesloopt. Inderdaad en waarom zou
Heemschut zich daarom dsn bekom
meren? Het antwoord kan luiden, dat
hetgeen we nu bouwen, over honderd
jaar en nog verder in de toekomst bij
de dan levende generatie als oud zal
worden beleefd. En wat dan als „oud"
zal worden ervaren, moet de moeite
waard zijn om naar de doelstellingen
van Heemschut als monument te wor
den behoed. Bouwen doet men voor
de toekomst, ook in een nieuwe bin
nenstad en dat wil in onze opvatting
zeggen, dat het een levende bin
nenstad zal moeten worden én blijven.
v. d. W.