Heemschut
Op Heemwacht
door Ton Koot
Voldoen wij aan onze culturele plicht?
Officieel orgaan
van de Bond Heemschut
Opgericht 1911
Beschermvrouwe:
H.M. Koningin Juliana
Redacteur: A. C. de Gooyer.
Eindredacteur: Ton Koot.
Typografische verzorging:
N.V. 't Koggeschip, drukkers- en
uitgeversbedrijf.
Alle correspondentie betreffende de
redactie van het orgaan, richte men
tot het secretariaat
van de Bond Heemschut:
Korenmetershuis, N.Z. Kolk 28,
Amsterdam 1tel. 22 52 92.
Alle correspondentie betreffende
de advertenties, richte men aan
N. V. 't Koggeschip, drukkers- en
uitgeversbedrijf,
Nwe. Achtergracht 104, Postbus 1198,
Amsterdam 4, tel. 22 97 21.
Lang vóór er een officiële Monumen
tenwet was, maar ook nog na 1961
toen de Monumentenwet in werking
trad, bleven de posten op de Begro
tingen, die deze Monumentenwet
waar moesten maken achter op de
meest noodzakelijke behoeften.
Gevolgen: doorgaand verval, ver
paupering, sloop.
Het gaat allang niet meer om het en
kele monument, Heemschut heeft
nooit nagelaten, dat met nadruk te
beklemtonen. Het gaat om de bete
kenis van het monument in stad en
dorp. Om de karaktertrek, die zo'n
monument geeft aan straat, gracht,
dorpsplein en markt. Het is het mo
nument dat het eigene geeft aan het
woonmilieu. Dat het bovendien zelf
een belangrijke woonfunctie kan
vervullen verhoogt de betekenis van
het monument.
Als bij de veelal fel en emotioneel
reagerende actiegroepen het monu
ment niet altijd zo'n goede naam
heeft, dan is dat o.m. te wijten aan
de omstandigheid, dat veel te lang
de post op de monumentenzorg
naar de „grote" monumenten ging,
voor 90% zelfs. Nu gedaald tot 75%.
Niet dat wij het belang van het grote
monument in het stads- en dorps
beeld willen onderschatten, maar
omdat de betekenis van het woon
huis-monument werd onderschat.
Duidelijk werd dat dezer dagen
weer gesteld in de grote demonstra
tie te Amsterdam op 26 januari jl.
van tientallen actiegroepen uit de
buurten, die nu het water aan de lip
pen voelen komen, voor wie het
sloophouweel keihard duidelijk
maakt wat er aan de hand is.
Duidelijk werd het ook toen burge
meester De Meester van Zierikzee
er op wees, dat daar de gemeente
met 8000 inwoners dit jaar f90.000
moet uittrekken voor zijn noodzake
lijke restauratie, los nog van de bij
komende kosten, die voor de ge
meente bijna niet te dragen zijn.
Hier wordt bevestigd, dat, wil men
de Monumentenwet niet tot een far
ce maken, er meer geld van de Rijks
overheid zal moeten komen. Men
mag kleine, monumentenrijke ge
meenten niet de dupe laten worden
van het aantal zijner inwoners.
Niet minder raak reageerde burge
meester De Haan van Harlingen, die
opmerkte: „Wij hebben honderden
panden op de Monumentenlijst
staan en de binnenstad is groten
deels beschermd stadsgezicht,
maar voor ons als bestuurders is
het wel een probleem, dat wij de
zaak niet voldoende snel van de
grond kunnen krijgen. Kort gezegd
komt het hier op neer, dat het de ge
meente aan geldmiddelen ontbreekt
om met enige voortvarendheid de
rehabilitatie ter hand te nemen."
Hij vervolgde: „Monumentenzorg is
te krap bij kas. Waren tot voor kort
de aangevraagde subsidies over
twee tot drie jaar betaalbaar, de
laatste tijd worden veel aanvragen
beantwoord met een zg. „eeuwig
heidsbriefje", waarin lakoniek wordt
bericht, dat zo omstreeks 1975 de
aanvraag maar herhaald moet wor
den."
En dan noemen wij twee steden, die
bij uitstek respectievelijk in Zeeland
en in Friesland voorbeelden zijn van
steden met een zeer bijzonder ka
rakter, voorbeelden van een impo
sant stuk Nederlandse cultuur. Vol
doen wij wel aan onze culturele
plicht? En voldoen wij wel aan onze
maatschappelijke plicht, als wij an
derzijds met een groeiende werk
loosheid in de bouwvakken te kam
pen hebben?
De Hoofddirecteur van de Rijks
dienst voor de monumentenzorg be
vestigt ons, dat het een welhaast
schrijnende toestand is, dat hij deze
briefjes móet doen uitzenden. Er is
eenvoudig geen geld beschikbaar
om aan de behoeften te voldoen. „In
1971 lagen er 1672 subsidie-aan
vragen voor herstel van monumen
ten op tafel bij de Rijksdienst. Een
totaal subsidiebedrag van 167 mil
joen was hier mee gemoeid." Daar
van is voor f 42 miljoen gerealiseerd,
toen was het geld op. „Als we aan
alle subsidie-aanvragen zouden vol
doen," aldus mr. Jan Korf, „hebben
wij f300 miljoen nodig. Wij moeten
noodgedwongen sloopvergunningen
afgeven, omdat er geen geld is."
Ook ten aanzien van de oudheid
kundige bodemschatten speelt dat
geldtekort. Een medewerker van het
Instituut voor Pre- en Proto-historie
kan die kostbare vondsten, gedaan
tijdens de metro-werkzaamheden in
Amsterdam, alleen verkrijgen, als hij