J
Het is wellicht nuttig, om aan de hand van een
denkbeeldige wandeling te ontdekken hoe plas
tische en ruimtelijke gegevens hier tot een totaliteit
komen. Zo'n wandeling zal duidelijk maken, hoe men
steeds van de ene ruimte in de andere komt en deze
overgangen worden ingeleid en begeleid door plas
tische elementen. Die plastische elementen geven
dan een indicatie van wat „daar" is, als tegen
hanger van het „hier" van de ruimte waar men
zich bevindt.
Zoals in de muziek een thema zich aankondigt,
weer verdwijnt, in een andere vorm terugkomt,
wordt uitgebouwd, tot een climax komt en tenslotte
weer verdwijntin die zin is hier sprake van
muziek, van compositie. „Toevallig" ontstaan en
toch niets aan het toeval overgelaten. Is het bij
voorbeeld niet opvallend, dat in al deze schetsjes
de Grotekerkstoren steeds overhoeks wordt gezien,
waardoor ze steeds als massa, als ruimtelijk
lichaam, dus plastisch wordt ervaren? Verder blijkt
dat het effect kan staan of vallen met kleine hoek-
verdraaiingen, geringe krommingen. Nu zullen wij
stedelijke ruimten in het algemeen onbewust en
niet op bovengenoemde wijze beleven. Ik kan mu
ziek waarderen zonder een noot te kunnen lezen.
Maar om elkaar te kunnen begrijpen, moeten de
componist en de pianist het wèl kunnen. Misschien
gaat dit verhaal dus over een soort stedebouw
kundig notenschrift, waarmee je de partituur van een
stad zou kunnen schrijven; dan heb je wellicht iets
van haar geheim ontdekt. En dan kun je rustig
slopen en saneren, want dan weet je ook wat je
moet maken om de melodie zuiver te houden. Een
inventarisatie van visueel-ruimtelijke betrekkingen
zou dan ook, bij saneringen, naast technische en
economische overwegingen, een normaal bestand
deel van de survey moeten zijn. Maar hier zijn
waarden in het geding die nu eenmaal niet in ge
tallen zijn uit te drukken en daarom in deze kwanti
tatief denkende wereld niet in hoog aanzien staan.
Maar we zullen toch wel ééns genoeg ervan krijgen
om alléén de technische en economische argu
menten aan te horen. Want techniek en economie
zijn slechts middelen, maar het gaèt uiteindelijk om
het mannetje of vrouwtje dat door de stad loopt en
om zich heen kijkt. En zich daarbij al of niet happy
voelt. En vanzelfsprekend kun je die middelen niet
vergeten, maar de waanzin van deze tijd is, dat we
over het doel zelfs niet praten.
Beginnend in de Lange Kerkstraat fig. 6 is het
vooralsnog onmogelijk om de kerktoren te zien.
De ruimte van het Oude Kerkhof kondigt zich reeds
aan door het zonlicht. Het dakruitertje van het
Stadhuis zweeft op mysterieuze wijze boven de
Fig. 3
ctr^er S l\w